In dit tweede deel van het Han Bennink portret allereerst aandacht voor één van de langstbestaande groepen in de Europese jazz, het ICP Orchestra, hier in de vorm van een septet, aangevuld met twee gasten, basklarinettist Joris Roelofs en gitarist Terrie Ex. Van dit nonet verscheen eerder dit jaar ‘Komen & Gaan’ bij het eigen Instant Composers Pool label. Verder hier ruimte voor het bij Intakt Records verschenen ‘All Those Yesterdays’ van het Omri Ziegele Trio, dat naast deze saxofonist en vocalist bestaat uit bassist Christian Weber en Bennink, want ook internationaal speelt Bennink nog steeds een zeer belangrijke rol, zo staat hij dit weekend ook weer op een afgeslankt festival in het Duitse Moers.
‘Komen en Gaan’ markeert tevens het tienjarig bestaan van ‘Le Brocope’, een jazzcafé in het Friese Oldeberkoop dat gerund wordt door Marc Schots. Het nonet streek hier oktober vorig jaar neer en nam in één weekend dit album op, tevens gebruikmakend, door Guus Janssen om precies te zijn, van Schots’ pianola. Veertien geïmproviseerde stukken op dit album, één compositie van de grondlegger, Misha Mengelberg, ‘Kroket’ en één van bassist Ernst Glerum, ‘De Linkerschoen, De Rechterschoen’. Geïmproviseerde stukken krijgen hun titel altijd achteraf, welke associaties roept beluistering op. Bij ‘Lucht’ is dat duidelijk. Hier zijn de blazers, Ab Baars, Wolter Wierbos, Michael Moore en de gast Joris Roelofs aan zet met luchtige klanken. Het mag als bekend worden verondersteld dat ICP graag grasduint in de geschiedenis van de muziek. Zo is Glerums ‘De Linkerschoen, De Rechtrschoen’, dat we hier twee keer horen, overduidelijk geïnspireerd door de vroege bigbandmuziek.
Schots heeft ook twee honden, die spelen een grote rol in het voor deze groep zo typische ‘Komen en Gaan’, dat verdeeld in vier delen als rode draad door dit album loopt en waarin pure chaos wordt afgewisseld met bijzonder melodische frases. De wonderlijke klank van de pianola horen we terug in ‘MaGuTer’, naast heftige uitbarstingen van Ex en (alt)violiste Mary Oliver en in ‘GuTer’ zijn het vooral Janssen en Ex die de degens kruisen. En dan zitten we met de ‘Pianola Potpourri’ ineens weer in de jaren ’20 van de vorige eeuw. En naast Janssen is het hier vooral Moore op klarinet, met die voor hem zo typische klank, die daarbij nog het meest opvalt. Bennink, want tenslotte staat hij hier centraal, speelt een grote rol in ‘HaAbTer’, naast, zoals de titel natuurlijk al aangeeft, Baars en Ex. Bijzonder is ook de bijdrage van Roelofs in ‘GuJo’. Springende lijnen, vrijwel zonder enige onderbreking, creëert hij hier, terwijl Janssens vingers over de noten dansen.
De eerste keer dat Ziegele met Bennink werkte was in 2015, tijdens de tour die deze laatste maakte met pianiste Irène Schweizer. En nu is er dus dat trio. ‘Line for a Friend of Mine’ maakt direct duidelijk dat ook dit trio kan worden afgerekend op een diverse output. Abstractie en een sterke ritmiek gaan hier hand in hand. Dat ‘O, My God’ is opgedragen aan Ornette Coleman hoeft dan ook niet te verbazen. Ziegele toont zich op dit album, dat zes eigen composities bevat, duidelijk schatplichtig aan zijn beroemde vakgenoot. En Ziegele heeft de blues, zo veel moge wel duidelijk zijn. Zijn schurende, piepende altsaxklanken spreken boekdelen. Ook Bennink heeft hier de blues, zo horen we terug in zijn overrompelende solo. Verderop horen we Ziegele in zijn vocale rol, het gedicht ‘The Lake Isle of Innisfree’ van William Butler Yeats reciterend. Swingen doet ook het titelstuk, ‘All Those Yesterdays’ en let dan vooral ook op de vrij kale, maar zeer doeltreffende begeleiding door Weber en Bennink. Vermeldenswaard is ook de ingetogen, maar ook heftig swingende solo van Weber in ‘Donders, Wonders’, zeer spaarzaam maar doelteffend ondersteund door Bennink. ‘Saw That Smile’ is het meest dynamische stuk van deze set, met een grote rol voor Benninks strak ritmische spel.
Van ‘All Those Yesterdays’ zijn twee stukken te beluisteren via Bandcamp. Het albums is daar ook te koop.