Eddie Prévost, die op deze blog de afgelopen vier dagen centraal stond en Han Bennink zijn leeftijdsgenoten. Allebei stonden ze aan de wieg van de Europese avant-garde, en beide musici bouwden op hun eigen wijze verder op de grondslagen zoals gelegd in de Amerikaanse free-jazz. Beiden zijn nog steeds actief op diverse fronten, zo tonen ook recente Cd’s van Bennink aan. Hij maakte twee duo albums, die vandaag aan bod komen, ‘Mij een Biet!’ met Guus Janssen en ‘Goede Reis!’ met Oscar Jan Hoogland, naast dat er nieuw werk van het ICP Orchestra verscheen, de groep waar hij vanaf het begin deel van uit maakt. Verder gaan we later nog terug naar 1967 toen hij Sonny Rollins begeleidde tijdens een aantal concerten in Nederland.
Een veelzijdig man die Bennink. Naast musicus is hij immers ook beeldend kunstenaar en typograaf, ook op deze twee duo albums vinden we dat werk weer terug. Maar ook in de muziek toont Bennink zich weinig stijlvast, blijkt ook weer uit deze albums. Allereerst die met Janssen, die tegenwoordig ook de pianist van dienst is in het ICP Orchestra. In ‘Beuk’ is het Bennink die aanvangt met zeer ritmisch, Afrikaans aandoend spel, dan volgt Janssen met vreemd ritmische patronen en vlechten de twee hun klanken in elkaar. En wat we hier direct terug horen en wat we zo goed kennen van ICP is die hang naar theater, het speelse karakter van de muziek. Al snel duikt er namelijk een bijzonder melig melodietje op, dat al improviserend door de twee verder wordt uitgebouwd. Ook in ‘Verder geen leed’, ja, ook hier zijn de titels weer zeer bijzonder, horen we die balanceer act tussen melodische, ritmische muziek, die hier wel iets wegheeft van Zuid Afrikaanse muziek, het spel van Janssen doet soms lijken op dat va Abdullah Ibrahim en pure, soms ruwe abstractie. Zo’n aantrekkelijk melodietje horen we ook in ‘Riedel’, Janssen rijkt hem aan en Bennink gaat er met veel plezier en schwung mee aan de haal. Het speelplezier spat ervan af, net als in ‘Ips’. Het titelstuk, ‘Mij een Biet!’ is een onvervalste blues. De traditie is bij deze heren duidelijk nog steeds in goede handen.
En natuurlijk mag Misha Mengelberg niet ontbreken op deze albums. Met Janssen speelde Bennink ‘Op het strand van Scheveningen’ en met Hoogland ‘Peers Counting Song’. Verder horen we als toegift op ‘Mij een Biet!’ een stuk van de bebop pianist Wyton Kelly, ‘Little Girl Your Daddy is Calling You’ en op ‘Goede Reis’ twee stukken van Thelonious Monk, ‘Hornin’ in Hornin’ Out’, in combinatie met het stuk van Mengelberg en ‘Ugly Beauty’. Verder hier ruimte voor ‘Rhythm Three’ van Cor Fuhler en ‘Fleurette Africaine Fleurette Japonaise’ van Duke Ellington. Hoogland heeft zo langzamerhand een aardige reputatie opgebouwd als bijzonder creatief musicus op een zeer divers instrumentarium. Ook hier horen we hem in de weer met zijn elektrische clavichord, een platen- en cassettespeler, een megafoon, een crackle box en ja, ook een piano. In ‘De bokkenrijders Race | Aanhanghuis’ leidt dat tot aanstekelijke strapatsen, ritmisch ondersteund door Bennink. Ook in het spannende ‘Propeller’ zoekt hij de grenzen op, we horen opnames van platen, de megafoon, de clavichord en natuurlijk Benninks drums. Eén en ander impliceert ook dat de covers die we horen een geheel eigen behandeling krijgen, waarin het origineel nog maar vaag te herkennen is, een mooi voorbeeld van deze werkwijze is het ingetogen stuk van Ellington. Een hoogtepunt op het album is ‘Frafra Taffic | Masinko Monk | Rookgordijn | Rhythm Tree’. Hooglands fragiele pianospel, aangelengd met disruptieve elektronica en een enkele slag van Bennink klinkt hier zeer overtuigend.