De in 1996 op zesentachtig jarige leeftijd overleden Deense componist Vagn Holmboe is vermaard om zijn werken voor strijkkwartet, hij schreef er meer dan dertig, waarvan er tweeëntwintig deel uit maken van de officiële catalogus. Het uit Kopenhagen afkomstige Nightingale String Quartet heeft zich ten doel gesteld ze op Cd uit te brengen en bij Dacapo Records verscheen onlangs het eerste deel met de kwartetten nr. 1, 3 en 15.
Wellicht komt het door het feit dat Holmboe zelf viool speelde dat deze vorm hem zijn leven lang zo fascineerde. Het eerste stuk voor deze bezetting schreef hij reeds als tiener en toen hij op zijn sterfbed lag, werkte hij nog aan een kwartet. Holmboe studeerde aan het conservatorium in Kopenhagen, waar alles de invloed van Carl Nielsen ademde. Andere inspiratiebronnen waren Joseph Haydn en Béla Bartók, beide componisten die natuurlijk veel hebben betekend voor het strijkkwartet. En net als Bartók was Holmboe geïnteresseerd in volksmuziek, die van Denemarken en die van Roemenië, waar zijn vrouw vandaan kwam.
Het strijkkwartet dat formeel doorgaat voor het eerste, opus 46, schreef Holmboe in 1949, hij was toen reeds veertig. Eigenlijk was het zijn elfde, maar die eerste tien heeft hij nooit uitgegeven. Zelf zei hij later over deze beslissing: “Personally, I had undergone a development that made writing another kind of music essential.” Hij droeg dit eerst kwartet op aan Bartók die toen vier jaar dood was en laat het aanvangen met een solo voor de altviool, iets waar Bartóks laatste kwartet, zijn zesde, mee eindigde. De invloed van Bartók is ook verder in dit kwartet zeker hoorbaar, maar wat hier vooral duidelijk wordt is dat Holmboe inmiddels twintig jaar ervaring had met dit genre. Neem dat zeer intieme en fragiele ‘Adagio’, vooral de wijze waarop Holmboe hier de diverse instrumenten op elkaar afstemt, is prachtig. Een deel waarin overigens de kwaliteiten van dit kwartet optimaal tot uiting komen.
Holmboe schreef zijn strijkkwartetten in series, zoals de grote meesters voor hem ook vaak deden. Zo horen de eerste drie, die ontstonden in een periode van anderhalf jaar, bij elkaar. En ook in dit derde kwartet, opus 48, vinden we de invloed van Bartók en van de volksmuziek. Bijzonder zijn de snelle delen, zoals het stomend ritmische derde deel van het eerste kwartet en het vierde van het derde kwartet. De kwartetten nr. 14 tot 16 vormen ook een serie, ze delen met elkaar een bepaald thema, al zit er nu wel zes jaar tussen de drie. De vijftiende, opus 135, staat op dit album en laat goed zien welke ontwikkeling Holmboe doormaakte. Het zal zeker ook met de leeftijd te maken hebben, maar dit kwartet klinkt een stuk doorleefder dan de nummers één en drie. We horen het terug in dat bijna doorschijnende eerste deel, ‘Poco Allegro’, maar vooral in het verstilde ‘Funèbre’.