We blijven nog even bij de gitaristen, actief in de vrije improvisatie en de jazz, voor een paar portretten. De eerste die daarbij aan bod komt is de Chileen Cristián Alvear Montecino, zijn tweede achternaam gebruikt hij meestal niet, die actief is als componist, improvisator en uitvoerder. Via twee recente albums besteden we aandacht aan die eerste twee kwaliteiten. Met gitarist Burkhard Stangl maakte hij ‘Pequeños fragmentos de una música discreta’ voor Insub en met percussionist D’incise, het alias van Laurent Peter, nam hij de cassette ‘Bow Down Thine Ear, I Bring You Glad Tidings’ op voor het in Slowakije gevestigde Mappa.
Sinds zijn debuut in 2013 timmert Alvear gestaag aan de weg en werkte hij samen met musici als Ryoko Akama, Klaus Filip, Seijiro Murayama, Tim Olive, Santiago Astaburuaga en Cyril Bondi. En zoals gezegd zowel in de rol van improviserend musicus, waarbij zijn stijl altijd dicht tegen hedendaags gecomponeerd aanleunt, als in die van uitvoerend musicus. In de afgelopen jaren nam hij voor labels als Another Timbre, Edition Wandelweiser en Insub composities op van Antoine Beuger, Michael Pisaro, Jürg Frey, d’incise, Stefan Thut, Catherine Lamb, Manfred Werder en John Cage.
De acht stukken op ‘Pequeños fragmentos de una música discreta’ zijn louter genummerd, alleen nr. 7 bevat de toevoeging ‘(almost sad music)’ en zijn stuk voor stuk uiterst minutieus gespeelde en zeer intieme stukken. Opvallend daarbij is het sterk melodieuze, klassieke karakter van de muziek. Bijzonder is het tweede ‘fragmentos’ waarin de ene gitarist een nevel van klank produceert terwijl de tweede daar een zeer fragiel patroon, tegen een melodie aanschurkend, overheen legt. In het derde fragment horen we eveneens een wolk van klank, waarbij tevens de radio een rol speelt, bediend door Stangl en ruwe akkoorden, ongetwijfeld van Alvear. Het vierde, zesde en achtste stuk zijn typische stukken voor Alvear, er is sprake van improvisatie, maar ook van een duidelijke harmonische, melodische structuur. En dan is er dat zevende stuk, ‘almost sad music’, met voorzichtige, breekbare klanken van Alvear en op de achtergrond gekraak van Stangl’s radio.
Met de titel ‘Bow Down Thine Ear, I Bring You Glad Tidings’ refereren Alvear en D’Incise aan de Engelse Renaissance componist Henry Purcell, zijn Anthems en met de titels van de beide stukken, ‘Let the night perish’ en ‘Who can from joy refrain?’ aan zijn geestelijke liederen. Beide stukken zijn qua stijl goed vergelijkbaar met het hierboven genoemde album. In ‘Let the night perish’ zet D’incise metalen percussie in die qua klankkleur zodanig goed aansluit bij Alvears gitaarspel dat vrijwel niet te onderscheiden valt wie we nu precies op welk moment horen. De muziek heeft verder absoluut iets van die van de Renaissance, al ligt het tempo een stuk lager. In ‘Who can from joy refrain?’ valt het sterk repetitieve spel van Alvear op, dat geflankeerd wordt door veel minder consistent slagwerk van D’incise. Een bijzonder en onderhoudend album.
Beide albums zijn te beluisteren en te koop via Bandcamp: