Vrijheid is een groot goed, dat beseffen we des te meer nu we aan huis gekluisterd zijn. Maar het kan erger, veel erge. Neem de hoofdpersoon in Luigi Dallapiccola’s opera ‘Il Prigioniero’, slachtoffer van de inquisitie onder de Spaanse koning Philips II, wiens leven eindigt op de brandstapel. Het Danish National Symphony Orchestra, onder leiding van Gianandrea Noseda realiseerde onlangs, samen met het Concert Choir en een keur aan solisten een nieuwe uitvoering voor Chandos Records.
Dallapiccola wist uit eigen ervaring wat vrijheid betekende. Toen hij dertien jaar was, in 1917, werd de gehele familie vanuit Italië gedeporteerd naar het Oostenrijkse Graz. Een jaar later, de eerste wereldoorlog was ten einde, konden ze terugkeren. Later, na aanvankelijk enige sympathie voor Mussolini zag Dallapiccola ook in deze dictator terecht een bedreiging van de vrijheid, zeker ook omdat zijn vrouw joods was. Als hij in 1939 in Parijs in een verhalenbundel het verhaal ‘La torture par l’espérance’ van de Franse schrijver Auguste Villiers de L’Isle-Adam vindt spreekt hem dit zodanig aan dat hij 1943 aan een opera begint die in 1949 zijn première beleeft. Het verhaal is eenvoudig doch gruwelijk. Een gevangene bemerkt op een dag dat de deur van zijn cel openstaat, hij neemt de benen en ruikt de vrijheid. Dan komt hij erachter dat het louter een wreed spel was. Hij wordt opgewacht door de grootinquisiteur die hem naar de brandstapel voert.
In 1924 hoort Dallapicola ‘Pierrot Lunaire’ van Arnold Schönberg, hij is direct verkocht, de rest van zijn leven zal de twaalftoonstechniek van Schönberg en Webern voor hem een belangrijke inspiratiebron zijn, zo ook voor deze opera. Het stuk vangt in de proloog aan met heftige orkestklanken. We horen de moeder, een prachtige rol van Anna Maria Chiuri, die haar zoon gaat bezoeken, ze voorvoelt dat het de laatste keer is. Bijzonder in deze opera is de rol van het koor, vergelijkbaar met die in de Griekse tragedies, ook hier zingen zij commentaren, bijvoorbeeld in de vorm van Psalmen. Ontroerend is de dialoog tussen moeder en zoon, de tenor Stephan Rügamer, met name door de hoop die hij blijft koesteren, tegen beter weten in. En dan muzikaal dat moment dat hij merkt dat de deur open staat, de verklankte hoop en vreugde! Ronduit schitterend.
Als aanvulling bevat dit album verder de ‘Prima Serie di Michelangelo Buonarotti il Giovane’ voor koor a capella, waarbij vooral het tweede dynamische en ritmische deel opvalt en ‘Estate’ voor mannenkoor.
Beluister hier de dialoog van de gevangene met zijn moeder, Scene 1: ‘Ero solo. Tutt’era buio’: