De cello in duoverband. Al sinds Beethoven is de meest voorkomende combinatie die met de piano en zoals drie recente albums waarin deze combinatie de hoofdrol speelt laten zien, is deze bezetting nog lang niet uit de tijd. Ramón Jaffé en Adreas Fröhlich werpen zich op Russische componisten uit de eerste helft van de vorige eeuw: ‘Russian Impressions’, verscheen bij Paladino Music, terwijl Anja Lechner en François Couturier een paar veel recentere composities combineren met eigen werk op het bij ECM Records verschenen ‘Lontano’. Als laatste komt het in eigen beheer uitgekomen ‘Shoden’ aan bod, een album van pianiste Cécile Seraud, dat ze opnam samen met de celliste Juliette Divry.
Van de vier Russische componisten die Jaffé en Fröhlich spelen ken ik alleen Mily Alexeyevich Balakirev en dan is kennen nog een groot woord. De namen Nikolay Petrovich, Alexander Tikhonovich Gretchaninov en Nikolai Yakovlevich Myaskovsky hoorde ik nooit eerder. Balakirev moet hier het eerst worden genoemd, zijn ‘Romance’ is van 1856 en valt strikt genomen dus buiten de scope van deze blog, ook muzikaal, want dit stuk past naadloos in de Russische romantiek. Zeventig jaar later, in 1927, schrijft Gretchaninov in Parijs zijn cellosonate, opus 113′. Zijn getroubleerde jeugd, alle indrukken tijdens zijn reizen, de Franse muziek waar hij zich in onderdompelde, ze komen samen in dit boeiende stuk. De stukken van Rakov, ‘drie stukken voor cello en piano’ en Myakovsky, diens tweede cellosonate, opus 81, stammen beiden uit de jaren ’40. Wat het meest opvalt, maar niet vreemd gezien de Sovjet dictatuur, is hoe weinig modern deze stukken verhoudingsgewijs klinken. Wat niet wegneemt dat het prachtige muziek is die door dit duo energiek wordt vertolkt. Alleen de opname had beter gekund.
‘Lontano’ bestaat vrijwel geheel uit eigen stukken van Lechner en Couturier, uitzonderingen zijn ‘Alfonso y el mar’ van Ariel Ramirez, ‘Miniature 27’ van Giya Kancheli, ‘Prélude en berceuse’ van Henri Dutilleux en ‘Vague – E la nave va’ van Anouar Brahem. Het is een aanpak die deze twee, die al zo’n twintig jaar samenwerken, tekent. Dit is geen klassiek, geen jazz, geen wereldmuziek en het is het ook allemaal wel. Tijdloos en eclectisch, van begin tot eind en prima passend bij dit vermaarde label. Grootse momenten zijn het samenspel in ‘Gratitude’, vooral door de wijze waarop cello en piano elkaar hier afwisselen; het meeslepende ‘Flow’, met name door Couturiers pianospel; de twee experimentele ‘Solar’ delen en tot slot het opwindende ‘Tryptic’. Bijzonder zijn ook zeker de stukken van Ramirez en Kancheli, de eerste vanwege de ingehouden spanning, de tweede vanwege de schitterende melodie die met volle overgave wordt vertolkt.
Tot slot aandacht voor Cécile Seraud. Deze Bretonse studeerde ooit klassieke gitaar, maar stapte later over op piano. Daarnaast componeert ze, een ambacht dat resulteerde in dit ‘Shoden’ dat ze opnam samen met celliste Juliette Divry. De muziek van Seraud is het beste te omschrijven als neo-klassiek. Wat in de praktijk betekent dat we zeer lyrische pianopassages krijgen, met een knipoog naar de romantici van weleer, echter zonder de diepgang die deze voorgangers kenmerkten, vergelijk de muziek op dit album met de hierboven genoemde ‘Romance’ van Balakirev en u weet genoeg. Eerlijk gezegd kan deze muziek mij met zijn voorspelbare en mierzoete klanken dan ook nauwelijks bekoren, maar oordeel vooral zelf.
”Shoden’ is te beluisteren en te koop via Bandcamp: