Nate Wooley behoort zonder enige twijfel tot de meest belangrijke en grensverleggende trompettisten van dit moment. Dat tonen de albums ‘Columbia Icefield’, verschenen bij Northern Spy en ‘Hellraiser’ dat hij met Icepick maakte voor Astral Spirits reeds voldoende aan. Met het zesde deel van ‘Seven Storey Mountain’, dat verscheen bij Pyroclastic Records gaat Wooley echter nog een paar stappen verder. Hier betoont hij zich wederom een serieuze componist die ook nog eens een orkest van tweeëndertig leden bij elkaar weet te brengen.
‘Columbia Icefield’ is alleen al bijzonder vanwege de bezetting. Onlangs in een portret van Susan Alcorn stonden we er reeds bij stil hoe zeldzaam we de pedal steel guitar horen binnen de jazz. Alcorn is één van de weinigen die dit instrument naar een ander niveau heeft weten te tillen, getuigen ook dit album. Verder horen we hier gitariste Mary Halvorson en drummer Ryan Sawyer, die we overigens ook beiden horen op Alcorn’s laatste album ‘Pedernal’, dat twee jaar na ‘Columbia Icefield’ werd opgenomen. Maar terug naar Wooley. ‘Lionel Trilling’, het eerste van de drie lange stukken waar dit album uit bestaat, vangt aan met een ritmisch repetitief patroon waar gaandeweg steeds meer in ontspoort richting pure noise, het meest opvallende daarin is Wooley’s trompetspel, bewerkt met elektronica. Het zeer melodieuze vervolg, met een nu juist prachtig helder klinkende trompet, komt dan ook totaal overwacht. Het vervolg bestaat wederom uit repetitieve, vaak zeer industrieel aandoende patronen. Of verklankt het kwartet hier het lopen over een ijsveld? Het zou zo maar kunnen. ‘Seven in the Woods’ en ‘With Condolences’ zijn beide vrij ingetogen stukken, al loopt de spanning gedurende ‘into the Woods’, met name door Halvorson, wel steeds verder op. Beide stukken bevatten verder een paar prachtig verstilde, omfloerste trompetsolo’s. ‘With Condolences’ is daarnaast bijzonder vanwege de zeer experimentele intermezzo’s en de gesproken tekst van Sawyer.
Icepick is een trio dat Wooley vormt met de Noorse bassist Ingebrigt Håker Flaten en de Amerikaanse drummer Chris Corsano. Wie deze heren een beetje kent, en een titel als ‘Hellraiser’ hoort, heeft dan ook direct een beeld. Niets is echter minder waar. Reeds in het eerste stuk, ‘El-Bound’ horen we Wooley, uitgezonderd het vrij korte moment aan het begin, waar hij ons trakteert op fel en staccato spel, opvallend intiem spelen. De prachtige hoge lijnen van Wooley vallen hier zonder meer op. Ook het tweede stuk ‘Chicago Deader’ is opvallend sonoor van klank. Alleen al dat begin waarin Wooley langzaam vertrekt vanuit de stilte, met zachte klanken, geleidelijk zijn melodie uitbouwend. De bijdrages van Flaten en Corsano moeten hier echter zeker ook worden genoemd. Ritmisch, maar altijd met een abstract element, ondersteunen ze Wooley op meesterlijke wijze. Maar niet alleen dat, ze brengen ook de nodige spanning aan. Het langste stuk, ‘Blueline’, klinkt nog het meest abstract. Wederom spelen Flaten en Corsano hier een bijzonder grote rol, terwijl Wooley wonderlijke noten in eindeloze slierten uit zijn trompet purt.
De titel ‘Seven Storey Mountain’ onleende Wooley aan de schrijver Thomas Merton. Hij zegt zelf over dit stuk dat steeds in een andere vorm blijft opduiken in zijn oeuvre: “It is an example of how we take part as humans in the cycle of trying, failing, recognizing, evaluating, regrouping, and trying again; an exercise in the transcendent human process of failure”. Het is een compositie waarvoor Wooley allereerst een geluidscollage maakte, met name bestaand uit samples. Aansluitend komen de musici in beeld, voor wie Wooley telkens een parituur op maat maakte, rekening houdend met de mate waarin een ieder gewend is om met partituren te werken. Een proces dat Wooley “Mutual Aid Music” noemt. Wooley noemt ‘Seven Storey Mountain’ nadrukkelijk geen religieus werk, al doet het begin daar zeker wel aan denken. Gaandeweg loopt de spanning steeds verder op en schuift de compositie op richting noise, zowel door het werken met abstracte klankwolken als door de repetitieve patronen, om in het laatste deel terug te keren naar de sacraliteit. Eindigen doen we met koorzang, eerst het gedicht van Peggy Seeger, waarvan de eerste regels de hoes van dit album sieren en tot slot de woorden “You Can’t Scare Me”. Al met al is het een zeer bijzonder stuk, niet alleen omdat Wooley zich hier uitspreekt voor vrouwenrechten, maar ook door zijn kwaliteiten als componist, die hier zonder meer zijn terug te horen. Overigens doet de muziek mij vaak eerder denken aan psychedelische rock dan aan jazz. Het heeft diezelfde halucinerende uitwerking.
Alle drie de albums zijn te beluisteren en te koop via Bandcamp: