De in 2006 overleden Kroatische componist Igor Kuljerić is in Nederland nooit echt bekend geworden. Onterecht, want deze componist heeft een bijzonder rijk en gevarieerd oeuvre op zijn naam staan. Hij begon zijn carrière in de experimentele muziek, intensief samenwerkend met Luigi Nono en Igor Markevitch, om in de jaren ’80 van de vorige eeuw van koers te veranderen. Een belangrijke reden daarvoor was dat hij meer wilde doen met de Kroatische volksmuziek. Het in 1996 voltooide ‘Kroatisch Glagolitisch Requiem’ vormt daarin een sleutelwerk.
Het ontstaan van dit werk kan niet los gezien worden van de turbulentie waarin Kuljerić’ vaderland zich bevond in de jaren voorafgaand aan de première van dit stuk. Na een halve eeuw het communisme, waar de in 1938 geboren Kuljerić voldoende ervaring mee had opgedaan, werd Joegoslavië middels een catastrofale burgeroorlog letterlijk in stukken gescheurd. Het was allemaal van diepe invloed omdat deze man nu niet bepaald een wereldvreemd componist was, hij was tevens een geliefd dirigent en heeft een belangrijke rol gespeeld in het Kroatische culturele leven. Dit Requiem kan dan ook gerust worden gezien als een ode aan zijn land, zijn cultuur en de daarmee verbonden religieuze gebruiken en muziek.
Dit album is dan ook een gebeurtenis van de eerste orde waarin het Münchner Rundfunkorchester en het Chor des Bayerischen Rundfunks, onder leiding van Ivan Repušić de krachten bundelden, ondersteund door een viertal solisten: Kristina Kolar, Annika Schlicht, Eric Laporte en Ljubomir Puškarić. Het stuk, bestaande uit zes delen, wordt gezongen in het glagolitsch, een Slavische schrift, iets dat door Rome altijd oogluikend is toegestaan. Na een vrij stormachtig begin, waarin met name de percussie heftig klinkt horen we in ‘Pristup’ het koor in gewijde harmonie met de solisten, klokgelui op de achtergrond.
Het vormt de opmaat tot een zeer gevarieerd stuk waarin Kuljerić op bijzondere wijze de traditie vermengt met het modernisme. Opvallend zijn daarbij tevens de grote contrasten in zijn muziek. Zeer ingetogen passages, vaak met solozang van één van de solisten, spaarzaam begeleid door het orkest, worden afgewisseld met donder en bliksem en een op volle sterkte zingend koor. Een mooi voorbeeld van wat deze man vermag is het begin van het derde deel ‘Poslidnica’. Na een dynamische entree horen we de bariton Puškarić in Sprechgesang, op elektrificerende orkestklanken en gefluister van het koor, op geraffineerde wijze aanzwellend tot stormkracht. Een procedé dat hij meerdere keren herhaalt en je als luisteraar aan je stoel nagelt. En even verderop mengt hij op volstrekt natuurlijke wijze de volksmuziek met dit religieuze metier. Maar het is niet alleen Kuljerić verdienste dat dit stuk zo’n indruk maakt, dat komt zeker ook door de meesterlijke uitvoering, zonder ook maar één zwak moment.
Krijg hier een indruk van deze productie: