Zo weinig populair als de in 1988 overleden Giacinto Scelsi in zijn tijd was, zo zeer is zijn werk in de afgelopen decennia in de belangstelling gekomen. Niet alleen worden zijn stukken nog veelvuldig gespeeld, ook zijn er redelijk veel componisten die duidelijk door hem beïnvloed te zijn. Zo nam pianiste Sabine Liebner voor Wergo onlangs twee suites voor pianoforte op, de nummers 8 en 11 en bracht Klangforum Wien bij Kairos het resultaat uit van het ‘Scelsi Revisited’ project.
Maar laten we de meester eerst zelf aan het woord laten, die in Liebner een meer dan ideale vertegenwoordiger vindt. Deze pianiste, die zich volledig toelegt op hedendaagse muziek en eerder al de suites 9 en 10 voor Wergo opnam, kwam hier eerder aan bod met uitvoeringen van de ‘Klavierstücke’ van Karlheinz Stockhausen en ‘Mimetics’ van Maurcio Kagel. De twee suites voor pianoforte die we op dit album horen, geschreven in 1952 en 1956 kennen hetzelfde lot als veel van Scelsi’s werk: ze beleefden hun officiële première decennia later. Nr. 8 ging in 1977 in première en nr. 11 zelfs pas in 1988, vlak na Scelsi’s dood. Het heeft alles te maken met de baanbrekende wijze van componeren van deze componist die als één van de eersten meer geïnteresseerd was in het wezen van klank dan in het vertellen van een muzikaal verhaal. Suite nr. 8, met als ondertitel ‘Bot-Ba’, Tibetaans voor ‘Tibet’, begint met sterk verdicht spel. Fel, repetitief gehamer op slechts een paar toetsen. In het tweede deel kiest hij voor meer nadrukkelijk spel, zware aanslagen, gescheiden door stiltes. Het zijn uitersten van een klankwereld die we in beide stukken terugvinden en die we als typisch voor zijn muziek kunnen kenschetsen. En ondanks dat Scelsi middels zijn muziek geen verhaal vertelt en zich nergens bedient van de klassieke stijlvormen, scoort hij met deze benadering wel degelijk effect bij de luisteraar. Een belangrijke rol is daarbij overigens weggelegd voor Liebner die zich volledig in deze klankwereld heeft ingevreten.
Scelsi had een voor een componist redelijk bijzondere wijze van werken. Veel stukken ontstonden letterlijk spelenderwijs op de ondioline, een vroeg type synthesizer en werden door hem direct op band vastgelegd. Een deel van die banden is inmiddels getranscribeerd, een groot deel echter ligt nog altijd op de plank. Een aantal jaren terug vroeg Klangforum Wien een zevental componisten om een aantal banden, met materiaal dat Scelsi nooit verder had uitgewerkt, als uitgangspunt te nemen voor een nieuwe compositie. Onlangs kwamen deze uit op het dubbelalbum ‘Scelsi Revisited’, waaronder een tweede versie van ‘San Teodora 8’ van Uli Fussenegger, een stuk dat hier al eens uitgebreid aan bod kwam.
Het album begint met ‘Sculture di Suono’ van Michael Pelzel, een stuk dat een ander kenmerk van Scelsi’s muziek hoorbaar maakt dat hierboven nog niet aan bod kwam: de grote harmonische kracht, het vermogen de luisteraar mee te sleuren in een andere gedachtewereld. Een vermogen dat Pelzel, gezien dit bijzonder krachtige werk, overigens ook blijkt te bezitten. Van alle componisten die door Scelsi zijn beïnvloed moeten zeker de spectralisten, met als voornaamste vertegenwoordigers Gérard Grisey en Tristan Murail, worden genoemd. De laatste is ook op dit album vertegenwoordigd met ‘Un Sogno’. Een zeer subtiel en transparant, maar ook bijzonder spannend stuk, waarin de liefde voor de meester zonder meer te horen is. Het indringende ‘Introduktion und Transsonation’ van Georg Friedrich Haas mag hier evenmin onvermeld blijven. Duistere, trillende klankwolken, geheel in de stijl van deze inmiddels overbekende componist. Vier andere bijdragen zijn van voor mij onbekende componisten: Michel Roth, Nicola Sani, Fabien Lévy en Raghihld Berstad. Die stukken allemaal uitgebreid bespreken kan hier niet, maar ze zijn stuk voor stuk zeker bijzonder de moeite waard. Al met al een prachtig album en een geweldig hommage aan deze voor de hedendaagse muziek zo belangrijke componist.
‘Scelsi Revisited’ is te beluisteren via Spotify: