Lend me your underbelly, het alias van Christian Berends, kwam op deze blog de afgelopen jaren regelmatig voorbij. Ik besprak achtereenvolgens ‘Giant Tadpoles Among Us’, ‘Hover’, ‘The Edge of a Curious Wilderness’, ‘Campfire Ballads’ en ‘Birdwatchers’, zo ongeveer het gehele oeuvre tot nu toe dus. Mijzelf een Lend me your underbelly kenner noemen gaat wellicht wat ver, maar een inzicht in iemands muzikale ontwikkeling krijg je hier wel door. Inmiddels lopen we overigens al weer achter. Oktober vorig jaar verscheen ‘Cocoon’ en april van dit jaar ‘So Divine’. Tijd dus om Berends’ werk weer eens onder de loep te nemen.
Naar aanleiding van ‘Campfire Ballads’, en dan met name vanwege de gekozen titel, schreef ik: “Zijn stijl van gitaarspelen blijft direct herkenbaar, neigend naar melodisch maar tegelijkertijd te abstract en te ongrijpbaar om écht goed mee te kunnen neuriën, en de sfeer is ook hier, ondanks de gezellig aandoende titel, niet echt gemoedelijk.” Dus eens kijken hoe ‘Cocoon’ zich hiertoe verhoudt. Wat in ieder geval gebleven is, zo leert ons opener ‘Swim fish, swim body’ is de verfrissende wijze waarop Berends naar de wereld kijkt: “It’s a dream swimming as a fish. I believe I am one, but I don’t have a mirror to confirm and I can’t turn my head very well.” Ah, eindelijk iemand die erkent dat we van de vissen afstammen! Maar intussen schept Lend me your underbelly hier een behoorlijk disruptief universum vol duistere kleuren en lang uitgesponnen gruizige lijnen. We hoorden vrolijker muziek. Dus ja, wat we hierboven schreven over ‘Campfire Ballads’ blijkt ook hier weer van kracht. ‘Ode to blur’ – wat een titel, klinkt iets gezelliger, met melodieus gitaar getokkel, te midden van wolken elektronica. Allemaal conform de titel, want echt ‘mooi’, echt ‘lyrisch’ wordt het nergens. Iets dat we dan weer typisch Lend me your underbelly kunnen noemen. Gelukkig zitten er altijd weerhaakjes aan, blijft gruis een rol spelen. ‘Tiny Vortex of distilled Summer Breeze’ bestaat uit niet echt verstaanbare teksten – ook dat komen we vaker tegen bij Lend me your underbelly, aangevuld met onthechte, vederlichte gitaarklanken en het geluid dat een kras in een LP oplevert. Vluchtig als die zomerbries, terwijl in de verte de eerste onweerswolken opdoemen en ons langzaam maar zeker naderen…
Heerlijk experimenteel klinkt ‘Harmonium and Birds’ waarin de klank van die twee prachtig met elkaar samenvalt. Een zekere mate van melancholie valt ons daarbij op. Iets dat overigens ook geldt voor ‘Shadows were filling me’ waarin Lend me your underbelly een krachtige synthese bereikt tussen zwevende gitaarklanken en duistere elektronica. En hoe ‘Crawling bumble bees’ klinken? Zo dus: als vederlicht, resonerend gitaarspel, oplossend in de ruimte, muziek die de opmerkzaamheid van de componist verraadt. ‘All as meant to be’ is evengoed verrassend, nu vanwege de combinatie gesproken tekst – muziek. Een mooie tekst ook, die dit stuk, door de verwondering die eruit spreekt, tot een sleutelstuk in Berends’ oeuvre maakt.
Maar hoe mooi ook, ‘Cocoon’ is een voortzetting van wat we van Lend me your underbelly reeds kennen. Dat geldt echter niet voor ‘So Divine’ waarin Berends voor het eerst sinds lange tijd echt nieuwe wegen inslaat. Dat zit met name in de samenwerking met Myrh, ofwel de Pakistaans-Canadese Miriam Zohra D. die hier zorgt voor de zang, maar tevens de muziek van Berends diepgaand beïnvloedt. Reeds op opener ‘Mother Ship’ valt de prachtige wijze op waarin muziek en stem samenvallen. Al net zo zwevend gaat het eraan toe in ‘The Apricot Tree’, dat plotseling halverwege afbreekt en dan in een geheel andere stijl weer wordt opgepakt en waarin Myrh een gedicht voorleest waarin ze teruggrijpt op haar jeugd in Quetta, Pakistan, omgeven door Berends’ grijze klankwolken. De teksten van Myrh hebben een hoog filosofisch gehalte, zo blijkt ook uit het bijzonder lange ‘Nith Ka Pyar’ dat handelt over de psychologische patronen die zich herhalen binnen families, iets dat Lend me your underbelly muzikaal vormgeeft door eveneens met repeterende patronen te werken. Het levert een interessante, enigszins beklemmende, vervreemdende combinatie op, een spiegelpaleis van eindeloos resonerende klanken. Twee dingen vallen vooral op aan dit album. Het eerste is de zeer coherente vorm, de vijf stukken hebben meer met elkaar gemeen dan we bij Berends gewend zijn en ademen dezelfde sfeer. Het tweede dat opvalt is de diepgang. Dat Berends zelf aangeeft dat dit voor hem een dierbaar album is, neem je zonder meer aan. Myrh en hij, ze tillen elkaar tot grote hoogte en dat hoor je in iedere noot. Een magnifiek album.
Bij beide albums is het artwork weer een feest. Berends maakt zelf zijn boekjes, beschildert de plastic doosjes en maakt zo van ieder album een kunstwerk. Volsta dus niet met de digitale versie, maar ga voor de fysieke. U zult er geen spijt van krijgen.
Beluister en koop ‘Cocoon’ en ‘So Divine’ via Bandcamp: