Muziekgebouw aan ’t IJ – 7 april 2019
Slechts één concert bezocht ik op deze laatste dag van het Minimal Music Festival, maar dat was dan ook een concert van formaat. Zowel in kwantitatieve zin: Het tweede strijkkwartet van Morton Feldman duurt ruim 5(!) uur, als in kwalitatieve zin, wat de vier strijkers van het Ives Ensemble hier presteren is in alle opzichten een prestatie. Daarbij valt niet alleen het uithoudingsvermogen op, maar vooral de diepe concentratie en feilloze accuratesse tot en met de allerlaatste noot.
Feldman schreef dit kwartet aan het einde van zijn carrière, in 1983 voor het Kronos Quartet, dat het echter nooit opnam. Het Ives Ensemble deed dat wel, in 2001 namen ze het stuk op voor Hat Hut. Een jaar later volgt het FLUX Quartet dat het opnam voor Mode. Naar mijn weten nog steeds de twee enige uitvoeringen op Cd. Live wordt het, gezien de lengte niet verwonderlijk, maar zelden uitgevoerd. Maar nu dus weer eens wel. Een happening van formaat en een bijzonder lange zit. “Te lang?” Hoor ik u vragen. “Ja en nee” luidt het antwoord. Ja, omdat het fysiek na twee uur al begint te schuren en knellen. Opstaan mag, rondjes lopen ook, mits zachtjes. Maar ja, storen doe je altijd en het gaat ten koste van de geluidskwaliteit. En je wilt toch, ondanks de lengte, geen noot missen. En dan komen we automatisch op dat nee. Want het klinkt wellicht gek voor wie dit stuk nooit heeft gehoord, maar iedere noot doet ertoe. Feldman knoopte een kleed – Oosterse geknoopte kleden waren in die tijd een inspiratiebron voor hem – waarin ieder onderdeel perfect op zijn plaats valt, iedere noot zo moet klinken en vooral niet anders.
Want het is een enorme serie patronen die Feldman ons hier voorlegt, waarbij ieder patroon op zich een wereld van klank in zich bergt. Opvallend daarbij is dat in veel van die patronen de vier strijkers een zeer gelijkwaardige rol spelen en samen de structuur van dat patroon vormgeven door de diverse toonhoogtes te laten samensmelten. Solopartijen zijn in het totale stuk relatief zeldzaam. Bijzonder is verder de rol van de cello in een groot deel van de patronen. Die speelt dan pizzicato een meestal vrij rustig ritmisch patroon terwijl de twee violen en de altviool unisono wolken van klank produceren en daarmee als het ware de ruimte tussen de noten van de cello inkleuren. Maar er zijn ook patronen waarin we alle vier de strijkers pizzicato horen, soms in een redelijk dynamisch tempo, of waarin de muziek juist zeer slapend is. En na twee uur horen we een patroon waarin de klank van de instrumenten lijkt op die van het accordeon en tegen het einde op die van de fluit.
Ik zit vooraan en kijk naar de musici en hoe ze bezig zijn. Diep geconcentreerd. De glaasjes water die er staan blijven vrijwel onaangeroerd: geen tijd voor. Ze leven in het moment. Je ziet ze tellen, je ziet ze naar elkaar kijken, je ziet ze iedere noot afwegen en spelen. Wat gespeeld is, is voorbij, wat nog moet komen, heeft hun belangstelling nog niet. Ze zijn in het moment. Die overgave is fascinerend. Diezelfde oplettendheid breng je als luisteraar niet op, daar is het stuk te lang voor en zijn de klanken van Feldman te veel gericht op contemplatie. Maar laat dat nu net de bedoeling zijn. Gebruik dit stuk om in andere sferen te komen, je tijdsbeleving anders te laten zijn, dat was wat Feldman voor ogen had. Gisteren lukte het weer eens. Ives Ensemble: Bedankt!