Diverse locaties, Utrecht – 6 september 2018
Drie concerten op de avond van de tweede dag van de Gaudeamus Muziekweek 2018 brengen ons vooral stukken van de voor de award genomineerde componisten. In concerten van Slagwerk Den Haag, het Quatuor Bozzini, het Trombonequintet en tot slot Ensemble Nikel horen we stukken van Raphael Languillat, Sebastian Hilli, William Dougherty, Lawrence Dunn en William Kuo.
Van de muziek van Dougherty en Kuo kregen we woensdagavond een eerste indruk die hier verder wordt uitgediept. Vooral Dougherty komt vandaag uitgbreid aan bod met de twee resterende stukken die er van hem worden uitgevoerd. Met beiden weet hij te overtuigen. Splinternieuw is ‘as we come marching, marching’ dat hij speciaal schreef voor het ensemble in residence, Slagwerk Den Haag. De lijn van ‘The New Normal’ waarin Dougherty commentaar levert op de politieke situatie van dit moment, trekt hij hier door. Als basis, en de titel van zijn stuk refereert eraan, koos hij het gedicht ‘Bread and Roses’ van de Amerikaanse dichter James Oppenheim, die zich op zijn beurt weer liet inspireren door een speech van de feministe en vakbondsleider Rose Schneiderman. Simpel oproepen tot actie doet Dougherty echter niet, daarvoor is zijn muziek te gelaagd, te subtiel ook. Hij drukt zijn motivatie zelf mooi uit: “I thought, that I could write another piece that offers a different world of sound to encourage people to listen differently and be selfreflective, or I could say something more direct that engages more concretely with these issues. How am I supposed to write another piece of esoteric sound when this is going on?” Naar mijn overtuiging doet hij intussen beiden en daar ligt tegelijkertijd de kracht van zijn werk. Een enkelvoudige oproep is ‘are we come marching, marching’ dan ook geenszins, alarmerend is het des te meer. De sterke, mars-achtige ritmes die klinken uit vier hoeken van het podium, de pregnante drone van het brandalarm in het midden, het laat je niet onberoerd, net zo min als het moment dat Dougherty het roer volledig omgooit en eindigt met bijna liefelijk klokkenspel. In de Geertekerk klinkt het uit 2014 stammende ‘Three Formants’, zeg maar uit de tijd toen hij nog stukken met een “esoteric sound” schreef. Dat mag dan zo zijn, ‘Three Formants’ is al net zo overrompelend als de twee meest recente stukken. De pregnante klanken van de vijf trombones die uit alle hoeken van de kerk klinken, gaan door merg en been. Dit is fysieke muziek, zonder meer. Na drie stukken kunnen we niet anders stellen dan dat Dougherty een meer dan serieuze kandidaat is voor de award al hebben we nog lang niet alle stukken van de andere deelnemers gehoord.
De Brit Lawrence Dunn weet met het eerste stuk van zijn hand, ‘Carrying’ uit 2017, eveneens te overtuigen, mede dankzij het adembenemende spel van het Quatuor Bozzini. ‘Carrying’ klinkt eigentijds en tegelijkertijd eeuwenoud. De resonerende patronen doen in de verte denken aan religieuze muziek uit de Renaissance, vanwege de sereniteit die het oproept. De basis van dit stuk ontstond in een minder vrolijke periode in Dunn’s leven en dat hoor je terug. Droefenis zit erin een verweven. Van William Kuo horen we deze avond een tweede stuk. Het vijfkoppige Nikel Ensemble, dat meer weg heeft van een popband dan van een hedendaags ensemble verklankt het zeer verrassende ‘The Hand Holds No Weapon’ waarin Kuo alle denkbare grenzen overschrijdt. Pure noise is het dat Kuo de luisteraars hier voorschotelt, maar dan wel van het intelligente soort. Hij vult het aan met het geluid dat je krijgt al je middels een slang blaast in een emmer water en met dat van een slang gemonteerd aan een saxofoon. Mooi kun je het allemaal onmogelijk noemen, imposant is het echter wel en het past naadloos in de serie klankstudies die Kuo onderneemt.
De stukken die Raphael Languillat en Sebastian Hilli voor Slagwerk Den Haag schreven zijn helaas minder geslaagd. Languillat schreef met (((LIMBO)))_plexus (part 1) een boordevol maar zeer fragmentarisch stuk waarbij op geen enkel moment duidelijk wordt wat hij er nu eigenlijk mee wil zeggen. Elektronische geluiden worden afgewisseld met slagwerk, met soms prachtige fragiele momenten als resultaat en voorzien van dia’s en andere visuele middelen. De uitdrukking ‘overdaad schaadt’ is helaas van toepassing op dit stuk van Languilaat. Voor ‘Psycho Wood’ nam Hilli een LSD-trip als uitgangspunt, een trip zoals Timothy Leary die beschreef in ‘The Psychedelic Experience’. Ik verdenk Hilli ervan dat hij echter zelf nooit met het middel heeft geëxperimenteerd, iets wat overigens ook geldt voor ondergetekende. Deze stellige opmerking komt voort uit het feit dat dit stuk op geen enkel moment ook maar in de verste verten aan een LSD-trip doet denken, in tegendeel. Hij mag dan samples gebruiken, afkomstig uit psychedelische rock uit de tweede helft van de ’60, muziek die er juist vaak bol van staat, maar overtuigen doet het niet. Daarnaast laat hij Slagwerk Den Haag spelen op in Finse bossen verzameld hout, een leuke combinatie maar het waarom blijft volstrekt onduidelijk. Los daarvan is de klank van die zelfgebouwde instrumenten allerbelabberdst.
Nee, dan ‘The Innocence of Trees’ van Anthony Vine. Vine won de award in 2016 en nu blijkt weer eens hoe terecht die onderscheiding toen was. Zo simpel als het stuk in elkaar steekt, zo overweldigend klinkt het in de Geertekerk. Het Quatuor Bozzini in het midden en de acht strijkers van het Dudok Quartet en Blindman strings, in paren van twee aan de vier flanken. Vine gebruikt een minimum aan noten en laat de klanken eindeloos in de kerk rond galmen. Een monumentale, bijna mystieke ervaring.