Muntpaleis, Brussel – 10 juni 2018
Béla Bartók’s opera ‘Hertog Blauwbaards Burcht’ en zijn ballet ‘De Wonderlijke Mandarijn’ in één voorstelling vormt een buitenkans van formaat. Sowieso zijn scenische uitvoeringen van ‘De Wonderlijke Mandarijn’ vrij zeldzaam. Maar hier, in het Brusselse Munttheater kan het, in een boeiende regie van Christophe Coppens die het geheel ensceneert in een reusachtig spiegelpaleis en met het Symfonieorkest en koor van De Munt, onder leiding van chef-dirigent Alain Altinoglu, die overigens prima weg weet met de boeiende muziek van Bartók.
Bartók schreef Hertog Blauwbaards Burcht in 1910, om mee te kunnen dingen naar een belangrijke prijs in een operawedstrijd. Die ging aan Bartók voorbij en een tweede kans, in 1911 wist hij evenmin te verzilveren. Het betekende een desillusie voor de componist en hij schakelde over op muziek voor ballet met als eerste resultaat ‘De Houten Prins’ dat in 1917 in première ging en uiteindelijk ook de mogelijkheid bood voor een uitvoering van ‘Hertog Blauwbaards Burcht’. Velen zouden nog volgen. Zo geliefd als deze opera werd, zo verguisd werd ‘De Wonderbaarlijke Mandarijn’. Na de première, op 27 januari 1926 in Keulen, werd het stuk in de ban gedaan vanwege zijn expliciete seksueel geladen thematiek.
Hertog Blauwbaards Burcht, een éénakter van een uur, is gebaseerd op het beroemde Franse sprookje van Charles Perrault dat door Béla Balázs werd bewerkt tot een nieuw libretto dat op een aantal punten fors afwijkt van het origineel. Judith, een mooie rol van Nora Gubisch kiest er vrijwillig voor om met Blauwbaard, Ante Jerkunica, te trouwen en bij hem in te trekken. Al snel ontdekt ze dat er zeven kamers zijn met dichte deuren en natuurlijk wil ze weten wat daarachter zit. Blauwbaard ziet daar echter allerminst de noodzaak van in en het psychologisch spel tussen de twee neemt een aanvang. Zij koppelt de noodzaak tot eerlijkheid aan de liefde: “Als je van me houdt, maak je de kamers open.” Hij wil dat ze van hem houdt zonder vragen te stellen. Maar hij gaat wel door de knieën, eerst één deur, dan drie deuren en uiteindelijk gaat, na veel gezever en nadat Judith uit zichzelf reeds geraden heeft wat er achter de laatste deur zit, ook die open. Achter die laatste deur zitten de vrouwen waar de hertog eerder van heeft gehouden. Het verhaal is een allegorie, zoveel is wel duidelijk. Een relatie aangaan biedt veel, maar kost ook het één en ander. Twee individuen, ieder met een verleden. En zij wil alles weten, of dat nu zo verstandig is, laten we hier maar even in het midden.
Muzikaal is dit een pracht van een opera en Bartók verklankt als in filmmuziek de sfeer van de diverse tableaus op grootse wijze. Heftige, ongenaakbare klanken als Judith de eerste deur opent en oog in oog staat met de martelwerktuigen, tja dat hoort bij de macht. Feeërieke muziek bij de deur die naar de tuin leidt, de vierde, tot ze ook hier bloed gewaar wordt op de rozen en de muziek wederom een sinistere teint krijgt. Groots is het vijfde tafereel waarin Blauwbaards rijk zich openbaart achter de deur. Orkestrale kracht, aangevuld met een orgel vinden we hier, prachtig verklankt door het orkest. Bijzonder hierbij is Judith’s stem, die letterlijk het orkest doet zwijgen, symboliserend dat ze niet in het minst onder de indruk is van wat ze ziet. Haar gaat het daar niet om. “Houd je erg veel van mij?” vraagt ze als hij de zevende deur maar niet wil openen en dan bevroedt ze iets, voelt ze aan wat er achter die deur moet zitten en het orkest gaat erin mee. Zelden heeft een componist op zo’n overrompelende wijze wanhoop, pijn en vertwijfeling verklankt als Bartók hier in deze scène. Blauwbaard gaat erin mee, opent die deur, toont haar de drie vrouwen en sluit Judith met hen op.
‘De Wonderbaarlijke Mandarijn’ is op een bepaalde manier te zien als het spiegelbeeld van ‘Hertog Blauwbaards Burcht’. Beiden gaan over de verhouding tussen man en vrouw, beiden gaan over liefde en verlangen, maar waar de twee geliefden in ‘Hertog Blauwbaards Burcht’ in letterlijke zin niet tot elkaar komen, in ieder geval niet in Coppens regie, sterker nog, ze zien elkaar vrijwel de gehele opera niet eens, daar draait het in ‘De Wonderbaarlijke Mandarijn’ juist om de ultieme vorm van samenkomen, seks. En zo ingetogen, en symbolisch als Bartók’s opera is, zo extravert en tumultueus is dit ballet. Een Chinese mandarijn komt in een bordeel. Omdat het jongste hoertje hem niet wil helpen, komt haar pooier tussen beiden en probeert de mandarijn te doden, maar deze blijkt iedere keer weer op te staan. Tot het hoertje zich uiteindelijk toch aan hem geeft en hij in haar armen sterft. De zinderende seksuele spanning in het stuk verklankt Bartók groots, de associatie met Igor Stravinsky’s ‘Le Sacre du Printemps’ dient zich daarbij aan. Coppens kiest ervoor om de seksuele spanning op het podium niet te laten prevaleren. Hij maakt er een carnavalesk verhaal van vol surrealistische symboliek. Maar gedanst wordt er prachtig, met name door James Vu Anh Pham als de mandarijn die met zijn sensuele bewegingen de erotiek prachtig vorm geeft.
Bekijk hier een korte introductie tot de opera: