Het werk van de componist Bart Spaan valt te kwalificeren als elektro-akoestische muziek. Wat zoveel wil zeggen als dat we in zijn muziek zowel de klanken van akoestische instrumenten vinden, in de werken verzameld op ‘Inland’ bijvoorbeeld de fluit en de basklarinet, als van de elektronica. Dat laatste wordt ingezet als versterking of vervorming van die akoestische instrumenten, maar ook als voortbrenger van een eigen geluidswereld, bijvoorbeeld via veldopnames.
De vijf stukken op dit tweede album voor Etcetera Records worden door Spaan aan elkaar geknoopt middels een gedicht van Hans Faverey, die tevens de titel verklaart:
“Van lieverlede; zo
komen zij nader: 8 roeiers,
steeds verder landinwaarts.”
Spaan zelf voegt hier nog aan toe: “Geluiden die haast onmerkbaar vanuit de verte naderen om – eenmaal dichtbij gekomen – even traag weer weg te gaan, Dit fascineert mij, in de natuur of stad maar ook in muzikale zin.” Zo zeer zelfs, dat zoals gezegd, dit gegeven een rode draad vormt in de composities op dit album.
Op ‘Long’ horen we basklarinettist Igor Urruchi Salas en Hans van Eck op de zogenoemde basboxen. Het gaat hier om een zelfgebouwd instrument, bestaand uit vier bamboefluiten die tot klinken worden gebracht door twee basspeakers, die op hun beurt weer worden aangestuurd door en synthesizer en een mengpaneel. Maar het is Urruchi Salas die we hier het eerst horen met een basdrone, gebaseerd op het natuurlijke patroon van in- en uitademen, gevolgd door het ritmische geluid van de basboxen, wat wel iets wegheeft van tribale percussie en waarin Van Eck aansluit op de basklarinet. Een wonderlijk samenspel is het gevolg. In ‘Thread’ staat de fluit, bespeeld door Jos Zwanenburg centraal, al dan niet vervormd en versterkt door de elektronica. Wat op welk moment vooraan ligt, is niet altijd duidelijk te onderscheiden. Dat is ook niet nodig, want ook hier gaat om het geheel dat Spaan creëert. Waarin overigens net als in ‘Long’ de strekking van Faverey’s gedicht zeker tot uiting komt. De klanken komen even langzaam op als dat ze wegsterven en verplaatsen zich door de ruimte.
In ‘Quicksand’ horen we Spaan solo in een elektro-akoestisch stuk. De gebruikte geluiden zijn niet meer te herleiden. De stemmen, de geluiden uit de natuur, het lepeltje dat tegen een kopje tikt, de eerder opgenomen instrumenten, het wordt hier aaneengesmeed tot een totaal nieuw en intrigerend geheel. In ‘Four Gardens’, waarvoor Spaan zich liet inspireren door ‘Ryoanji’ van John Cage, horen we James Fulkerson op bastrombone. Net als in het stuk van Cage werkt Spaan hier met lang aangehouden glissandi en met een grafische partituur. Er is echter ook een belangrijk verschil. Bij Cage wordt het solo instrument – het behoeft geen trombone te zijn – begeleid door percussie, bij Spaan door een geluidssculptuur gemaakt op een zogenaamde ‘plaas’, een omvangrijk boerenbedrijf in Zuid-Afrika. Het vormt wederom een boeiend geheel. Het geluid van de bastrombone klinkt als een lange, duistere golf, waar de veldgeluiden op boeiende wijze mee contrasteren, er de zwaarte van afhalen.
In ‘interior’ tenslotte horen we wederom alleen elektronisch voortgebrachte geluiden, dit keer opgenomen in Spaan’s geboortehuis. Het stuk gaat vergezeld van deze regels van Rainer Maria Rilke uit de ‘Duineser Elegien’: “Nirgends, Geliebte, wird Welt sein, als innen.” Volgens de zogenaamde Fibonacci-reeks bouwt Spaan hier zijn huis weer op, steeds meer verdicht klinkt zijn compositie. Of anders geformuleerd: de roeiers komen steeds dichterbij.
Beluister hier fragmenten van ‘Long’, ‘Thread’ en ‘Interior’: