Casco Amsterdam – 18 maart 2018 – Opera Forward Festival
En Silbersee schiet weer vol in de roos, nu met ‘Avventure di Anima e di Corpo’. Wederom, net als met het eerder hier besproken ‘Homo Instrumentalis’ is ook dit stuk opgebouwd uit meerdere composities, samengesmeed tot één nieuw geheel. Een opera heet het te zijn, maar dan niet op de traditionele wijze. Evengoed is het een klanksculptuur als dat het muziektheater is. György Ligeti en Raphaël Cendo tekenen voor de muziek, Romain Bischoff, artistiek leider van Silbersee levert het idee en Nina Spijkers mag het regisseren.
Het is de mythe van de minotaurus die hier ten tonele wordt gevoerd, een idee van Cendo. Half mens, half dier werden hem ieder jaar zeven jongens en zeven meisjes gevoerd. Tien hebben het in de regie van Spijkers in de loop van de jaren overleefd. Ze leven in het labyrint, overgeleverd aan elkaar en aan de angst. Ligeti geeft ze gestalte in zijn meesterlijke muzikale taal, de tien zijn acteur, musicus en zanger tegelijkertijd. Zowel ‘Aventures’, uit 1962 als ‘Nouvelles Aventures’ van driejaar later zijn uitermate bruikbaar voor dit project en passen prima bij dit verhaal over de minotaurus. Bij Ligeti is de menselijke stem daarbij een instrument. De gezongen teksten in een niet bestaande taal zijn zuivere klanken die opvallend goed samenvallen met die van de dwarsfluit, de percussie en de snaren van de piano. Hij en Spijkers creëren hier de alledaagse sores van tien mensen die aan elkaar zijn overgeleverd. En ondanks dat het ieder moment met ze gebeurd kan zijn, de minotaurus ligt immers op de loer, is niets menselijks hen vreemd. Ze roddelen, maken elkaar het leven zuur, spelen de baas, flirten, kortom , ze doen alles om maar niet stil te hoeven staan bij hun gruwelijke lot.
Wat dit stuk zo meesterlijk maakt is de herkenbaarheid. De tragiek van het alledaagse, de kleinheid die in een ieder van ons zit. Messcherp gebracht maar met een ongelofelijk gevoel voor humor. Het zit inde muziek van Ligeti, in de regie van Snijders, maar met name in het spel van de leden van Silbersee. De stemkunst die hier wordt vertoont, de muzikale acrobatiek, het grenzeloze gevoel voor timing, dat alles samen maakt dit gedeelte zo mooi.
De toon van Cendo is een andere. Dat blijkt al uit de proloog die hij componeerde en die begint met de verontrustende klanken van de basfluit, een paar ferme slagen op de grote trom en dan die storm van elektronische noise. We zijn hier niet in het paradijs. Maar het blijkt nog sterker uit dat tweede half uur waarin Cendo Ligeti’s lijnen doortrekt, een diepere laag in het verhaal ontvouwt en ons confronteert met het werkelijke kwaad. Want zo aardig zijn die tien mensen niet voor elkaar. In plaats van elkaar te steunen in deze onmogelijke situatie en samen te bedenken hoe ze hier uit kunnen komen, liggen ze constant met elkaar overhoop en in het tweede deel wordt het toneel er alleen nog maar grimmiger op. Cendo verklankt dat groots met zijn angstaanjagende, beklemmende klankscupturen. De alles verterende angst ontmenselijkt en uiteindelijk blijkt het grootste gevaar niet van buiten te komen, maar van binnen. Zij, alle tien, wij, het publiek, wij zijn de minotaurus! Ach Jean Paul Sartre zei het reeds: “de hel, dat zijn de anderen!”
Bekijk hier een korte impressie over de ontwikkeling van het stuk: