Verkadefabriek – ‘s-Hertogenbosch – 11 november 2017 (November Music)
De Dutch Chamber Music Company, bestaande uit musici die we eveneens kennen van Philharmonie Zuidnederland, heeft een bijzondere band met Indonesië en met daar wonende componisten. Een prima zaak want gecomponeerde muziek uit dit land is in Nederland, ondanks ruim drie eeuwen overheersing, slechts zelden te horen. Gelukkig begint daar overigens wel wat verandering in te komen. Zo was er tijdens de laatste editie van het Holland Festival het één en ander te horen. Maar de komende maanden moeten we toch vooral bij onze zuiderburen terecht waar Indonesië centraal staat in het jaarlijkse Europalia.
Drie componisten presenteert het gezelschap ons hier. Uit drie generaties. Slamet Abdul Sjukur, geboren in 1935 en in 2015 overleden wordt gezien als de eerste belangrijke Indonesische componist. Hij studeerde bij Olivier Messiaen en Henri Dutilleux en zijn muziek past dan ook helemaal in het westerse idioom. Dat is een kenmerk van veel componisten uit voormalige koloniën in de decenia na de tweede wereldoorlog. De tijd waarin veel koloniën, waaronder Indonesië, hun zelfstandigheid bevochten. De emancipatie van de eigen cultuur blijkt in die jaren echter duidelijk nog een stap te ver. Dat geldt overigens ook voor de muziek van de in 1956 geboren Michael Asmara. Zowel in zijn stuk ‘Plumeria Acuminata’ als in ‘Kutang’ van de eerder genoemde Sjukur zit geen noot Indonesische muziek. Het is sociologisch en historisch nogmaals uitstekend te verklaren – het laat zien hoe dominant de westerse cultuur was en ook nog steeds is – maar het voelt wel heel vreemd aan. Dat maakt het overigens niet tot slechte stukken, integendeel. ‘Kutang’ is een caleidoscopisch stuk dat is terug te herleiden tot een serie solofragmenten, klinkend als aanzetten doorsneden door stiltes. Gaandeweg wordt het stuk een eenheid waarin een zekere spanning hoorbaar blijft, alsof ieder moment de individuele instrumenten kunnen uitbreken.
‘Plumeria Acuminata’ is vernoemd naar een plant die in Indonesië wordt geassocieerd met geesten en begraafplaatsen. Het stuk kent een zeer geleidelijke opbouw. Het begint met een intens en beklemmend duet van contrabas en viool, waarna de klarinet zich erbij voegt met zijn kleurrijke springerig tonen. Na het wegvallen van de contrabas zoeken de viool en de klarinet elkaar op en raken met elkaar verweven. Het laag doet weer zijn intrede middels de fagot. Als slagwerk, wederom de bas en even later de trompet en de bastrombone zich er eveneens bijvoegen, ontstaat een intrigerend stuk waarin de onderhuidse spanning een rol blijft spelen.
De nu 37-jarige componist Gatot Danar Sulistiyanto, tijdens het Holland Festival voerde het uit Frankfurt afkomstige Ensemble Modern nog zijn stuk ‘Mihrab’ op, heeft al een lange relatie met de Dutch Chamber Music Company. Zij voerde in 2011 het stuk ‘Kitab Batu’ uit en brengen nu delen uit een kameropera in wording, ‘Gadis Pantai’. In tegenstelling tot de twee eerder genoemde componisten kiest Sulistiyanto bewust voor een integratie van de muziek uit zijn eigen cultuur en die uit de westerse, Voor hem is het worden van een westerse componist, gelukkig niet meer het hoogste doel! ‘Gadis Pantai’, ofwel meisje van het strand, baseerde Sulistayanto op een verhaal van de beroemde Indonesische auteur Pramoedya Ananta Toer, die ook in Nederland mede dankzij uitgeverij De Geus, tegenwoordig onderdeel van Singel Uitgeverijen, een grote reputatie geniet. Het stuk handelt over een veertienjarig meisje uit een arm vissersdorp op Java dat de pech heeft dat ze knap is. Daardoor wordt ze uitgehuwelijkt aan een rijke Javaanse edelman die haar na het baren van haar eerste kind prompt verruilt voor een nieuwe maagd. Een glansrol is in dit stuk is weggelegd voor de sopraan Bernadeta Astari die zich zo inleeft in haar rol dat het net is alsof ze haar eigen verhaal vertelt. Een hoogtepunt is dit:
“Seeepi!
dimana kau?
gaaadis pantai – hilang!
aku lenyap, hilang…”
Ofwel in vertaling:
“Stilteee!
waar ben je?
meeeeisje van het strand – weg!
ik, verdwenen, weg…”
Begeleid door zeer ingetogen slagwerk, met houten stokken op gongs en bekkens, zingt Astari deze hartverscheurende en tegelijkertijd poëtische zinnen.
Laten we hopen dat Sulistayanto doorgaat met dit verhaal en dat deze scènes samen uit zullen groeien tot een heuse opera. Toer’s verhaal verdient het. Als een ode aan al die vrouwen die net als dit meisje het slachtoffer waren en zijn van uitbuiting!