Jahrhunderthalle, Bochum (Ruhrtriiiennale) – 24 augustus 2017
Sterven aan een gebroken hart. Het overkomt Mélisande. Het had voorkomen kunnen worden. Een beetje meer liefde, een beetje meer aandacht. Maar de meest simpele ingrediënten ontbreken. In die zin is Claude Debussy’s enige opera, Pelléas et Mélisande een noodlotsdrama. Maar anders dan al die opera’s voor hem, waarin vaak alles om dat drama draait dat met veel uiterlijk vertoon en pathos wordt neergezet, daar had Debussy niets mee. Het maakt Pelléas et Mélisande ook zo’n lastige opera om uit te voeren. Hoe geef je vorm aan al die subtiliteiten waar het stuk vol mee zit? Hoe houdt je deze grootse emoties klein? Krzystof Warlikowksi en Sylvain Cambreling slagen er tijdens deze editie van de Ruhrtriiiennale in ieder geval in, zoveel is wel zeker.
De middeleeuwen sneuvelen bij Warilokwski, verder blijft alles overeind. Mélisande is evengoed verdwaalt aan het begin van de opera. Alleen hier niet letterlijk, in het bos, maar als mens. Barbara Hannigan zet een meesterlijke aan lager wal geraakte Mélisande neer die een bar tot huiskamer heeft gemaakt, whisky drinkt als water en net een sigaret te veel rookt. Daar vindt Golaud haar, een prachtige rol van Leigh Melrose, die zich gaandeweg ontpopt tot de typische macho die niets heeft met gevoelens en louter denkt in praktische oplossingen. Dat zijn aanpak een totaal averechts effect scoort bij Mélisande maakt hem radeloos. Zeker als hij begint te merken dat zijn jongere broer Pelléas, Phillip Addis, lukt wat hem niet lukt: contact krijgen met diegene die inmiddels zijn vrouw is. En in plaats van dat hij er iets uit leert, drijft het hem tot blinde jaloezie en uiteindelijk tot de moord op zijn broer. Een moord die voor Mélisande het laatste licht dooft en leidt tot haar dood.
Maar wat deze opera zo bijzonder maakt is niet het verhaal op zich, een tot opera bewerkt toneelstuk van Maurice Maeterlinck uit 1892, maar de manier waarop Debussy dit stuk heeft vormgegeven. Debussy koos er overduidelijk voor om niet zo zeer het verhaal te vertellen, er zit opvallend weinig actie in deze opera, als om een sfeer neer te zetten. Wat dat betreft vormde Maeterlincks stuk voor Debussy een ideaal uitgangspunt. Maeterlicnk rekenen we tot de symbolisten, een groep schrijvers die zich afkeerden van het naturalisme en zich wendden tot de wereld van de fantasie en de dromen en waarbij symbolen een zeer grote rol spelen. Een mooi voorbeeld van deze werkwijze zijn de eerste twee scènes van het tweede bedrijf. Mélisande maakt haar trouwring kwijt tijdens een samenzijn met Pelléas, waardoor ze als het ware afscheid neemt van Golaud. Dit vindt plaats exact om 12:00 uur – naar we later horen het moment waarop Mélisande ook werd geboren. In het tweede bedrijf treffen we Golaud die verhaald over de val van zijn paard, totaal onverwacht, exact op het moment waarop Mélisande afstand deed van haar ring. Een belangrijke symbolische tegenstelling is ook die tussen licht en duisternis. Mélisande leidt eraan dat het kasteel in een donker bos ligt, ze verlangt naar de heldere zee. En vlak voordat ze sterft vraagt ze of het raam open kan, zodat ze de zee kan zien. Ook Pelléas is gericht op de zee. Golaud daarentegen is een jager en dus vertrouwd met het donkere woud.
De uitdaging voor Debussy was om die symboliek, die sferen te vertalen in muziek. Een uitdaging die wellicht geen andere componist zo succesvol tot een einde had kunnen brengen. Het maakt Pelléas et Mélisande zonder enige twijfel qua muzikaliteit tot één van de meest bijzondere opera’s uit de geschiedenis. De invloed van Richard Wagner en het werken met Leidmotieven is er zonder meer, maar Debussy gaat hier veel subtieler en speelser mee om, de symboliek vraagt erom. En nooit als fel drama, altijd gehuld in subtiliteit, in nuance. Neem bijvoorbeeld die eerder genoemde scène met het weggooien van de ring en hoor de spanning die Debussy hier verklankt. En we zijn hier gezegend. Sylvain Cambreling geldt als één van de belangrijkste Debussy dirigenten van dit moment en hij stuwt de Bochumer Symphoniker tot grote hoogte. Bijzonder is tevens de zang in deze opera. We vinden geen ensembles en geen aria’s zoals in de Franse opera tot op dat moment gebruikelijk was, maar bijna gesproken tekst dat soms tot vocale ritmiek uitgroeit, maar dat altijd dienend blijft aan de prachtige zinnen in Maeterlincks stuk. De vocale cast kwijt zich er op grootse wijze van. Zwakke schakels kent deze uitvoering niet, louter goed en heel goed.
En dan de enscenering. Warlikowski gebruikt de mogelijkheden van de Bochumse Jahrhunderthalle optimaal door de hal om te bouwen tot één gigantisch podium waar het publiek voltallig op heeft plaatsgenomen. De handeling vindt overal plaats, voor ons, aan de zijkanten. Je komt ogen en oren te kort.