De in 2006 overleden Amerikaanse componist James Tenney was tijdens zijn lange carrière zowel een invloedrijk muziektheoreticus als een belangwekkend componist en beide werkterreinen hebben elkaar altijd wederzijds beïnvloed. In zijn werk, of het nu gaat om muziektheoretische studies of om zijn composities, is hij altijd bovenmatig geïnteresseerd geweest in het wezen van klank en wat hier nauw mee samenhangt, het wezen van muziek.
De werken die op deze CD, onder de titel ‘Bass Works’ door Hat Hut bij elkaar zijn gebracht, zijn hier goede voorbeelden van. De twee solostukken voor contrabas en ‘Glissade voor altviool, cello, contrabas en tape delay systeem’ zijn evengoed te bestempelen als klankstudies dan als composities. Neem ‘Beasts’. Het stuk maakt onderdeel uit van een set composities genaamd ‘Postal Pieces’, die Tenney in 1970 / 71 schreef toen hij net van New York naar Californië was verhuisd. De partituur past op een briefkaart, vandaar de naam. Eén van die kaarten was voor bassist Buell Neidlinger, een collega van Tenney in Californië. Het stuk onderzoekt de ritmiek als resultaat van veranderingen in de frequenties. In klank levert het een duistere drone op die langzaam verandert van klankkleur. Of zoals Tenney het zelf omschrijft: “As though the whole piece were one single sound, and often is just that.” Een ander ‘Postal Piece’ is ‘Night’. Bassist Dario Calderone die beide stukken hier speelt offreert ons van dat laatste stuk twee versies. Dat kan omdat Tenney ‘Night’ slechts voorzag van de aanduiding: “very soft, very long and nearly white’. Verder mag de interpretator het uitmaken, zelfs de keuze voor het instrument is vrij. In de eerste versie kiest Calderone voor een een zeer ijle, subtiele benadering waarbij hij de aanwijzingen van Tenney zeer letterlijk volgt. Dit is ‘witte’ muziek in de zin van klank die bijna oplost in de stilte. in de tweede versie benadert Calderone het stuk van een totaal andere kant. Zijn contrabas klinkt hier als een overstuurde basgitaar. Hard en dreigend in plaats van zacht en subtiel.
Dat Tenney ook één van de pioniers was, begin jaren ’60, in de ontwikkeling van de elektronische muziek zal u niet verbazen. Hij deed dit aanvankelijk in de beroemde studio’s van telefoongigant Bell en zette zijn werk later voort aan Yale University en het Brooklyn Polytechnic Institute. In 1969 leidde dit tot ‘For Ann (rising)’, een stuk dat als één van de hoogtepunten in Tenney’s oeuvre geldt. Ook in het uit 1982 stammende ‘Glissade voor altviool. cello, contrabas en tape delay systeem’ gebruikt Tenney elektronica. Hier om de drie ‘stemmen’ te versterken, te verrijken. Een bijzonder moment is het tweede deel, ‘Array (a’sysing)’,waarin Tenney teruggrijpt naar ‘For Ann (rising)’ en waarin hij uitgebreid experimenteert met het begrip glissando, het laten glijden van de toon van de ene noot naar de andere. Strijkers zijn daar bij uitstek geschikt voor. En ook in dit stuk gaat het Tenney om de vermenging van klanken en het onderzoeken van harmonische patronen.
De stukken van Tenney, zo blijkt hier, kennen vrij weinig progressie in de gebruikelijke zin. Er zit geen verhaallijn in en er is totaal geen sprake van enige vorm van melodie. Dat maakt dat zijn muziek in eerste instantie weinig toegankelijk klinkt. Maar ervoor gaan zitten, loont beslist de moeite en al luisterend ontvouwt zich een grote rijkdom aan klanken. Daarnaast is zijn invloed op de hedendaagse muziek moeilijk te overschatten. Veel van zijn gedachtegoed vinden we terug in de experimentele elektronische muziek van vandaag de dag. Ook die is vaak meer geïnteresseerd in het wezen van klank dan in een pakkend liedje.
Dus goed dat Hat Hut dit album uitbrengt en hulde aan de drie musici. Allereerst Dario Calderone, die we zowel in de drie solo stukken horen als in ‘Glissade’ en verder altviolist William Lane en cellist Francesco Dillon.