Een ensemble gedurende langere tijd volgen heeft als groot voordeel dat je meegroeit met de musici, meegroeit met het repertoire en kunt zien hoe één en ander zich ontwikkelt. Zit er progressie in? Wordt het beter, uitdagender? Of komt er na verloop van tijd de klad in, wordt het sleets? Het Arditti Quartet bestaat reeds sinds 1974 en slaagt er nog steeds in om actueel en fris te klinken. Dit strijkkwartet behoort dan ook reeds sinds decennia tot de wereldtop. Maar goed, dat is maar weinigen gegeven. Ensemble VONK bestaat pas sinds begin vorig jaar en gaat zich de komende jaren nog bewijzen. Wat we tot nu toe gezien en gehoord hebben, stemt echter bijzonder hoopvol.
Pand 18, ‘s-Hertogenbosch – 12 november 2016 – 14:00 uur
Componist en drijvende kracht achter het ensemble, Nicoline Soeter heeft met ‘Wunderkammer’ in ieder geval een flinke boost gegeven aan het volwassen worden van dit ensemble. Met eerdere stukken viel het ensemble reeds op. ‘Once Upon a Time’ van Soeter, ‘Lettre Sparks Debate’ van Aart Strootman en ‘Duo’, met als ondertitel ‘om twee te zijn’ van Bianca Bongers waren krachtige stukken waarin de componisten lieten horen trouw te zijn aan de uitgangspunten van het ensemble: “VONK kietelt, bevraagt en ontroert, prikkelt de ogen en oren. Open minded, geëngageerd en nieuwsgierig brengt VONK eigen producties op het grensvlak van muziek en theater”, zo staat te lezen op de website. Waarvan akte. VONK is duidelijk maatschappelijk geëngageerd, wel zo welkom in een tijdperk van verwarring.
Met ‘Wunderkammer’ zet Soeter dan ook een nieuwe en belangrijke stap. Als uitgangspunt heeft Soeter de figuur van Frederik Ruysch gekozen, hoogleraar anatomie, zoöloog en botanicus in het Amsterdam van de 17e eeuw. Zoals actrice en theatermaker Nina Willems hem voorstelt in ‘Wunderkammer’ op tekst van Soeter: “Ruysch had ambtenaar kunnen worden net als zijn vader, hij koos ervoor wetenschapper te worden.” Sorry voor de ambtenaren onder u die dit stuk lezen, maar uw beroepsgroep staat niet bepaald bekend als ondernemend. En dat was in de 17e eeuw blijkbaar niet anders. Want het gaat Soeter namelijk niet zo zeer om die wetenschap, maar veeleer om de open houding, het willen onderzoeken, het willen weten. De nieuwsgierigheid als drijvende kracht. Dat was wat Ruysch bezat, dat is wat ze in poëtische zinnen Willems en sopraan Rianne Wilbers laat verklanken. In zinnen als: “Ik ben een verzamelaar, een verzamelaar van ideeën.”; “Er liggen verlangens naast het raam in 182 luciferdoosjes.” En helemaal aan het eind met: “Ideeën die zijn als hulpbronnen. Een oneindige voorraad. Het enige dat niet opraakt als meerdere mensen er gebruik van maken.” En dit gegeven is wat ‘Wunderkammer’ zo uniek maakt, zo belangrijk maakt. Want is juist dat niet hét tegengif dat we in onze tijd zo hard nodig hebben? Nieuwsgierigheid, de wil tot willen weten? Maken mensen als Geert Wilders, Bart de Wever en Donald Trump niet juist gebruik van het tegenovergestelde mechanisme? De lokroep van gemakkelijke antwoorden en snelle oplossingen. Antwoorden en oplossingen die ons alleen maar verder in de problemen brengen. Maar gelukkig, we hebben kunstenaars. Kunstenaars die ons prikkelen, aan het denken zetten, bewust maken.
Dat doet Soeter gelukkig niet alleen. VONK beschikt ook nog eens over twee geweldige blazers die met hun lange, drone-achtige lijnen het stuk de benodigde spanning geven, saxofonist Tom Sanderman en klarinettist Erwin Muller en twee slagwerkers, Reggy van Bakel en Mei-Yi Lee die met hun uitgebreide instrumentarium de kleurrijke verbindingen leggen. En dan is er nog dat prachtige decor van Marc van Vliet bestaande uit een vloer vol zaagsel en vijf vitrines, wonderkamers, waar de musici zich in bevinden. Ensemble VONK, we gaan er hopelijk nog veel van horen.
De Toonzaal, ‘s-Hertogenbosch – 12 november 2016 – 19:00 uur
De Ierse componiste en stemkunstenares Jennifer Walshe is eveneens een maatschappijkritische stem. Maar dan op een geheel andere wijze dan Nicoline Soeter. Waar Soeter haar boodschap aangenaam verpakt en met poëtische middelen probeert over te brengen, gebruikt Walshe grover geschut. Als Soeter een dichter is dan is Walshe een chirurg die met een vlijmscherpe scalpel te werk gaat. Zelf zegt ze over dit stuk: “Ik heb gekeken naar de structuren van ons huidige bestaan: technologie, de rampzalige klimaatverandering, de uitgebreid sociaaleconomische ongelijkheid. Wat betekent het om te leven in een tijd dat het internet zo diep is verankerd in je bestaan, net als elektriciteit of onze dagelijkse post? En tegelijkertijd weten we niet zeker hoe het internet nu precies functioneert. Bovendien verandert de manier waarop het werkt ook continu.” In ‘Everything is important’ gebruikt ze allereerst zichzelf en dan met name haar stem. En daarin gaat ze ver, heel ver. Haar performance doet op sommige momenten bijna hysterisch aan. Juist op die momenten heeft ze je als luisteraar in de wurggreep, drukt ze je keel dicht. Het bombardement aan beelden, verontrustende beelden ook al worden ze vaak subtiel gebracht versterken dat effect. En dan is er nog het Arditti Quartet. Walshe gebruikt vooral de verontrustende mogelijkheden die hun instrumenten in zich hebben. De violen laat ze intens krassen en de cello klinkt als een onweersbui. Eén scène als voorbeeld van Walshe’ werkwijze. Terwijl op de film iemand door een catalogus met plastic speelgoedbeestjes bladert en Lucas Fels een bijzonder heftige passage op zijn cello speelt, hoor je aan alles dat het hier over het dierenleven gaat dat met uitsterven wordt bedreigt door ons, de mens. Om het koud van te krijgen.
De Toonzaal, ‘s-Hertogenbosch – 13 november 2016 – 11:00 uur
Op zondagmorgen horen we het Arditti Quartet in een wat traditionelere setting met drie strijkkwartetten, waarvan er twee voor dit kwartet een première vormen. Maar allereerst brengen ze het vijfde strijkkwartet van Hans Werner Henze dat ze ook eerder voor Wergo op Cd uitbrachten. Dit zeer lyrische kwartet schreef Henze ter nagedachtenis aan Benjamin Britten en het is vooral het tweede deel, ‘Atemlos, wild’ dat in het oog springt. Zoals de titel reeds aangeeft is dit een onstuimig en heftig deel, maar ook duister. Het vormt een soort ankerpunt in het kwartet dat gevolgd wordt door drie rustige delen met lyrische weemoedige solomomenten en een zesde afsluitende deel klinkend als een droom. Het kwartet speelt tevens het tweede kwartet van Detlev Glanert, die dit jaar het Bosch Requiem schreef dat eerder in het festival werd uitgevoerd. Dit relatief korte kwartet is zeker geïnspireerd door de muziek van Henze bij wie Glanert les heeft gehad. Maar Glanert klinkt, in ieder geval in dit kwartet, speelser. De ondertitel ‘Pas de Quatre’ is een goede, want het stuk klinkt naar analogie van de pas de deus inderdaad als een dans voor vier. Tot slot verrast het Arditti Quartet met het in 2004 voor het Kronos Quartet geschreven derde strijkkwartet van Willem Jeths, met als ondertitel ‘Intus Trepidare’, ofwel ‘Innerlijk sidderen’. Het gaat Jeths in dit stuk niet zozeer om de structuur als wel om de klank. Vooral in het eerste en het derde deel speelt hij met microtonale klanken door de strijkers via glijdende noten het gehele spectrum aan klankkleur af te laten tasten, aanzwellend en wegstervend. In het derde deel speelt Jeths bovendien met een wat Spaans-achtige melodie die met grote intensiteit door de strijkers wordt weergegeven. Dat het Arditti Quatet deze drie kwartetten meesterlijk vertolkt behoeft eigenlijk niet te worden vermeld.