Jahrhunderthalle, Bochum (Ruhrtriiiennale) – 19 augustus 2016
De kans om een uitvoering van ‘Carré’ van Karlheinz Stockhausen bij te wonen is nu niet bepaald groot. Het werk wordt, vanwege de hoge eisen die worden gesteld aan zowel de bezetting als de ruimte, maar hoogst zelden uitgevoerd. Hulde dan ook aan het jaarlijkse festival Ruhrtriiiennale dat ons dit jaar de kans biedt om dit spektakel mee te maken. ‘Carré’ viel voor Stockhausen onder ‘Raummusik’. Muziek waarbij je als luisteraar niet tegenover de musici plaatsneemt maar ertussen. Het geldt eveneens voor de twee stukken voor elektronica die op dezelfde avond ten gehore worden gebracht, ‘Gesang der Jünglinge’ en ‘Cosmic Pulses’.
‘Raummusik’ dus. ‘Carré’ bestaat uit vier podia met elk een orkestgroep (in totaal een orkest van 77 musici) en tien zangers (samen een gemengd koor van 40 zangers). De podia staan, zoals de naam van het stuk reeds aangeeft in carré vorm opgesteld. Als luisteraar neem je ergens plaats tussen deze podia in. Een plaats is zo altijd een goede plaats. Mooi is dat het stuk twee keer wordt uitgevoerd, éénmaal voor en éénmaal na de pauze, zodat het publiek van plaats kan wisselen en je het stuk de tweede keer op geheel andere wijze ervaart. Dat is sowieso geen overbodige luxe want ‘Carré’ is allesbehalve een gemakkelijk in het oor liggend stuk. Maar daarover later meer.
Stockhausen’s ‘Raummusik’ was een onderdeel van zijn filosofie en ‘Carré’, dat hij componeerde in 1960 is één van de vroege werken waarin hij op deze wijze componeerde. Tijdens een lezing in 1986 in de Nationalgalerie in Berlijn zei hij zelf het volgende over de ervaring die het oplevert voor de luisteraar: “Man wird sich bewusst, dass in diesem Raum die Hörer – die Alle in vier quadratischen Segmenten angeordnet zur Mitte des Raumes schauen, der zwischen den Orchestern übrig bleibt – sich in einer Klangsculptur befinden…Dass man in einer Klangsculptur mittendrin ist, ist vielleicht eine andere Entwicklung des muikalischen Hörens.”
‘Carré’ is echter ook nog op een andere wijze te duiden als een klanksculptuur. Het stuk heeft namelijk vrijwel geen structuur, geen verhaallijn, geen melodie of ritme. Of zoals Stockhausen het zelf omschreef: “Jeder Moment kann für sich bestehen. Man Muss sich Musse nehmen, wenn man diese Musik in sich aufnemen will: die allermeisten Veränderungen geschehen sehr behutsam im INNEREN der Töne.” En toch, als wij het nu horen, klinkt het op een bepaalde manier ook heel vertrouwd. Dat we dit zo kunnen stellen, laat zien hoe groot de invloed van Stockhausen op de wereld van de abstracte elektronica in de afgelopen decennia is geweest. Maar dat lag in 1960 natuurlijk wel even iets anders. Stockhausen raakte in 1958 voor het stuk geïnspireerd tijdens een tournee in de VS. Tijdens de vele vluchten die hij maakte, troffen de subtiele veranderingen in het geluid van de vliegtuigmotoren hem en hij zette aansluitend de eerste gedachten op papier. ‘Carré’ begint dan ook met diepe bastonen, een drone die wel iets heeft van die motoren, maar ook een drone die klinkt alsof hij uit het diepst van de aarde komt en waarin Stockhausen het geluid van de instrumenten die het lage spectrum halen, vermengt met de basstemmen van het koor. En dan ontvouwt hij voor ons een breder spectrum aan transparante klankkleuren in de vorm van kleine, op zichzelf staande miniaturen, gescheiden door stiltes en gespeeld door de verschillende orkesten. In de bovengenoemde lezing noemde hij dit een ‘Raummelodie’. Een ‘Raumintervall’ krijgen we als twee orkesten tegelijkertijd hetzelfde motief spelen. Bij drie noemt hij het een ‘Raumakkord’. Vooral dat ‘Raumakkord’ vormt een overweldigende ervaring. Het geluid rolt als een vloedgolf over het publiek heen en weerkaatst in de enorme voormalige fabriekshal – een perfecte plek voor dit stuk. Bijzonder zijn ook de zogenaamde ‘Raummosaiker’. Stockhausen duidt hier die momenten mee aan waarop de orkesten elementen uit eenzelfde motief achter elkaar spelen, waardoor het geluid zich als het ware in serie verplaatst door de ruimte. Op enig moment gebeurt dat ook door het koor. Magistraal zoals het gezang zich verplaatst en werkelijk overal vandaan lijkt te komen.
Bijzonder aan het werk van Stockhausen en het geldt zeker ook voor ‘Carré’ is ook het sacrale karakter. ‘Carré’ is zeker geen religieus stuk, er zit immers geen verhaallijn in en het koor zingt ook geen echte tekst, maar qua sfeer en harmonische samenhang bergt het een grote mate van spiritualiteit in zich. De uitvoering van het stuk is in handen van de Bochumer Symphoniker en ChorWerk Ruhr onder leiding van natuurlijk vier dirigenten: Robert Huber, Florian Helgath, Matilda Hofman en Michael Alber. Hoe ze het van elkaar krijgen, weet ik niet maar het klinkt magistraal. Het overweldigende applaus dat hen na beide uitvoeringen ten deel valt is dan ook niet meer dan terecht.
‘Gesang der Jünglinge’ stamt uit 1956 en geldt onbetwist als één van de hoogtepunten van de (vroege) elektronische muziek. Een baanbrekend stuk ook omdat het één van de eerste belangrijke stukken is dat uit meerdere bandsporen bestaat, vijf in dit geval, die uit vijf richtingen klinken. Want vergis u niet: de elektronische muziek bezat in 1956 natuurlijk nog geen fractie van de mogelijkheden die er nu zijn. De basis bestaat uit een jongen die een tekst zingt ontleent aan het Bijbelboek Daniël ‘Gesang der Jünglinge im Feuerofen’. Het betreft hier een verhaal uit de tijd dat het Joodse volk in ballingschap was in Babylon, tijdens de regering van Nebukadnezar. Drie Joodse jongens weigerden de koning te aanbidden, werden als straf in een vurige oven geworpen en wandelden daar door Gods hulp ongestoord in rond! Nu u weer. In de tekst van Stockhausen brengen zij God lof toe voor hun redding. De gezongen tekst, door Stockhausen letterlijk in stukjes geknipt, door elkaar gehusseld en weer aan elkaar geplakt wordt vermengt met elektronische sinustonen tot een boeiend geheel waar dat eerder genoemde sacrale zeker ook op van toepassing is. ‘Cosmic Pulses’, uit 2007 is van een andere orde. Stockhausen schreef het aan het eind van zijn leven en had toen natuurlijk technisch veel meer mogelijkheden tot zijn beschikking. ‘Cosmic Pulses’ is dan ook nog veel meer een totaalervaring. Het geluid, met als basis een pianoklank, wordt werkelijk door de ruimte geslingerd en klinkt gaandeweg steeds heftiger tot het het karakter krijgt van een kosmische storm vol ruimtepuin. Het wordt een behoorlijk aantal luisteraars duidelijk te veel. Mede aangedreven door het feit dat er geen musicus aan te pas komt, loopt de hal dan ook gaandeweg leeg – dat daarmee luisteraars wel gestoord worden, dringt blijkbaar niet echt door. Een gemiste kans, want met name de wijze waarop het stuk aan het einde uitdooft is groots.
Bekijk hier een live uitvoering, met Stockhausen achter de mengtafel, uit 2001 van ‘Gesang der Jünglinge’ tijdens de Polar Music Prize Ceremony.