De Doelen, Rotterdam – 10 april 2016
Zonder twijfel is Thomas Adès één van de belangrijkste hedendaagse componisten. Wie zijn muziek kent, is daar ongetwijfeld niet echt verbaasd over. Hij is immers als geen ander in staat om een brug te slaan tussen de traditie en het heden. Het programma dat het DoelenKwartet en Ralph van Raat verzorgen kreeg dan ook niet voor niets de titel mee: ‘Thomas Adès, de traditie opnieuw vertoond’. Die traditie vinden we overigens op verschillende manieren terug bij Adès. Qua muzikale stijl, maar ook qua thematiek. En daarnaast schroomt hij niet om uit eerdere werken te citeren, overigens altijd wel op geheel eigen wijze.
Zo grijpt Adès in het solostuk voor piano ‘Darknesse Visible’ terug op ‘In darknesse let me dwell’, een lied uit 1610 van John Dowland. De tekst spreekt voor zich:
“My musicke, hellish jarring sounds,
to banish friendly sleepe.
Thus wedded to my woes,
and bedded in my tomb,
O let me living die
till death doe come
In darknesse let me dwell.”
Er zit geen enkele eigen noot in ‘Darknesse Visible’, alles is van Dowland. Allleen dan wel zodanig door elkaar geschud dat er een volstrekt nieuwe compositie is ontstaan. Wat bleef is de sfeer in dit fijnzinnige en delicate stuk, de sfeer van Dowland. Mooi is het repeterende motiefje dat continu in het stuk opduikt en er een aangename spanning aan geeft. Van Raat speelt het stuk met de vereiste souplesse en melancholie.
Beluister hier het originele ‘In darknesse let me dwell’ in een uitvoering van Michael Chance en Paul Beier:
Adès grijpt hier dus niet alleen muzikaal terug op de traditie, maar ook in de thematiek. De vergankelijkheid van het leven is immers een thema dat vaak voorkomt in de traditie van de klassieke muziek. Bij Adès staat het ook centraal in zijn beide strijkkwartetten die hier door het DoelenKwartet op geweldige wijze voor ons worden uitgevoerd. In ‘Arcadania, opus 12’ grijpt Adès terug op Arcadië, de gedroomde ideale wereld. Een van paradijselijk omgeving.
Voor het middendeel van dit uit zeven delen bestaande strijkkwartet haalt Adès zijn inspiratie uit ‘Les Bergers de l’Arcadie’, het beroemde schilderij van Nicolas Pousin. Herders staan bij een graftombe waarop gegraveerd staat: “Et in Arcadia ego”, oftewel: “Ook ik genoot ooit van Arcadië. Of met andere woorden wij allen zijn sterfelijk. Die gelukzaligheid versus de sterfelijkheid zit op meer plaatsen in dit strijkkwartet. Vergelijk deel 1 en 3, ‘Venezia notturna’ en ‘Auf dem Wasser zu singen’, maar met deel 7, ‘Lethe’, de rivier in de onderwereld. De muziek klinkt dienovereenkomstig. We horen in deel 1 de gondelier en in het middendeel de dramatische toon van de altviool. Maar wellicht is het mooiste deel wel dat zevende, ‘Lethe’, vanwege de langzame individuele strijkbewegingen, fluisterzacht en breekbaar en luister dan hoe die bewegingen samenvallen. Dit vraagt om uiterste concentratie, want iedere onzorgvuldigheid, hoe klein ook, is hier fataal. Met ingehouden adem luisteren is hier noodzakelijk. Het DoelenKwartet slaagt echter glansrijk.
Ook ‘The Four Quarters, opus 28’ heeft de tijd als thema. Het beschrijft in vier delen een etmaal, of zoals Adès ook zelf stelt, het leven. Bijzonder is dat Adès het stuk niet laat beginnen met de ochtend, maar met de schemering, ‘Nightfalls’. We horen de sterren flikkeren aan het firmament in de violen en we horen hoe de instrumenten uiteindelijk met elkaar samenvallen. Het deel heeft iets melancholisch. ‘Serenade: Morning Dew’ klinkt daarentegen – en dat past ook bij de titel, opgewekt en vrolijk. Adès gebruikt de pizzicatostijl van spelen om dit vorm te geven en dit is duidelijk een bijzonder lastige passage. Eerst pizzicato, dan gestreken en dan weer pizzicato. Vooral de overgangen luisteren nauw. ‘Days’ bestaat uit diverse sferen, zoals een dag uit diverse sferen bestaat. Curieus is het slot deel: ‘The Twenty-fifth Hour’. Het uur dat we er graag bij zouden willen hebben omdat de dag en dus het leven, altijd te kort is. Het kwartet laveert hier tussen ijselijk hoog en diep laag.
En dan de klap op de vuurpijl, het pianokwintet. Een ongelofelijk complex en lastig stuk, vooral voor de strijkers. Met name in het derde deel worden de musici voor het onmogelijke gesteld. In een enorm tempo worden de meest complexe muzikale structuren er letterlijk doorheen gejaagd. Maar interpreteer dit vooral niet als ‘afgeraffeld’, want dat is volstrekt onterecht. De vereiste snelheid is het DoelenKwartet en Van Raat toevertrouwd en zij bewijzen hier dat snelheid en nauwkeurigheid samen kunnen gaan. Hoe dat kan? Wel, we hebben hier niet met de eerste de beste musici van doen en…zij spelen dit stuk duidelijk niet voor de eerste keer. Met beide zijn wij blij.