Dat de Italiaanse componist Osvaldo Coluccino, geboren in het vlak bij Zwitserland gelegen Domodossola, ook dichter is, hoeft niet te verbazen. Zijn muziek is doortrokken van poëzie. Bijvoorbeeld in de zes ‘Emblema’ die verzameld zijn op een nieuwe Cd die bij Kairos verscheen en die op bijzondere wijze door de leden van het uit Venetië afkomstige Ex Novo Ensemble worden verklankt.
Coluccino schreef zeven ‘Emblema’, maar de tweede liet de componist hier achterwege. Vanwege de bezetting van twaalf musici vond hij deze niet passen tussen de overige zes die voor een veel bescheidener aantal musici zijn geschreven. De overeenkomst met het gedicht zit hem in de precisie waarmee Coluccino te werk gaat. Zoals in een goed gedicht ieder woord wordt gewogen en er aan constructies net zo lang wordt geschaafd tot de dichter vindt dat het goed is, zo ging de componist ongetwijfeld met deze stukken aan de gang. Ook hier klinkt geen noot te veel en hoor je aan alles dat ook hier uitgebreid gewikt en gewogen is.
De eerste ‘Emblema’ is er één voor fluit, basklarinet, viool, altviool en cello en Coluccino maakt uitgebreid gebruik van de typische klanken van deze instrumenten. Als in een bries klinken de klanken hier, steeds even stilvallend. Fragiel en bijna pijnlijk nauwkeurig zet hij de klanken in, net voldoende om een abstract schilderij van klank te maken. Want ja, Coluccino mag dan dichter zijn, de vergelijking met abstracte schilderkunst dient zich ontegenzeggelijk ook op. Tegelijkertijd klinken die abstracte klanken ook heel natuurlijk, hierboven vergeleek ik het begin reeds met een bries, maar ook verderop in de ‘Emblema’ heeft deze muziek vaak veel weg van de geluiden die we in de natuur horen. Het kan niet anders dan dat de we de bergachtige omgeving waarin Coluccino opgroeide hierin terug horen. ‘Emblema 3’ is voor fluit en viool en klinkt daarmee nog kariger dan ‘Emblema 1’. Ruisende, vaak tegen stilte aangrenzende klanken horen we hier. In ‘Emblema 4’,voor het strijktrio zit iets meer variatie in klank, met name door het gebruik van pizzicato ter afwisseling van de strijkbewegingen. Dit deel heeft daardoor een wat zoekend karakter. ‘Emblema 5′ voor klarinet, viool, cello en piano’ is vooral bijzonder vanwege het laatste instrument van de vier genoemde. Als enige van deze vier instrumenten heeft de piano immers de nodige beperkingen als het aankomt op microtonaliteit, een ander wezenskenmerk van deze muziek. Maar de combinatie werkt hier wonderlijk goed en maakt dit deel tot één van de hoogtepunten van deze cyclus. Door de combinatie van basfluit, basklarinet en cello is ‘Emblema 6’ opvallend donker van toon, het zorgt voor een zeldzame muzikale spanning. En tot slot vallen in ‘Emblema 7’ de klanken van fluit, klarinet, viool en cello het meest samen tot een verglijdend klanklandschap. Je zweeft.
Muziek dus waarin vrijwel niets gebeurt. Van ritme is geen sprake en ondanks dat er soms wat aanzetten toe klinken ook niet van melodie. In het geval van Coluccino vormt dat echter allerminst een probleem. Met deze zes ‘Emblema’ creëerde hij een wonderlijke, intieme wereld van klank die door de leden van Ex Novo Ensemble op prachtige wijze ten gehore wordt gebracht.